maandag 10 december 2012

24 cadeaus



Adventtijd.
Knutseltijd.
De gelegenheid om uren van huiselijk geluk door te brengen, knutselend aan een bevallig werkje voor een geliefd familielid.
Niet alleen om dit familielid te bekoren, nee!
Ook, of misschien vooral om zelf weer eens tot rust te komen.
In de kostbare kindvrije avonduurtjes bij een kopje thee - met kaarsjes aan, op de achtergrond Radio Vier - zichzelf de luxe gunnen van het opzoeken van de eigen flow.
Hoe vaak gaat deze in het dagelijkse en doorgaans hectische leven niet verloren?
Het is te treurig om bij stil te staan.
Gelukkig zijn wij door de feestdagen gelegitimeerd om ons –tenminste een keer per jaar! - in harmonie te begeven met het eigen doen.
In harmonie te scheppen wat harmonie zal brengen. 
Enzovoorts.
Ik maak dus een adventskalender voor mijn tante.
Vierentwintig kleine cadeautjes voor iedere dag van de decembermaand tot aan kerstavond.
Een ijzersterke Duitse traditie, bedoeld om de cadeauschaarste die de maand december zo pijnlijk kenmerkt tegen te werken.
Het eenvoudige, maar inhoudelijk pakkende concept van dit jaar heet:
Vierentwintig columns.
De columns natuurlijk niet van eigen hand want dergelijk onverholen narcisme zou bevreemding bij de ontvangster op kunnen roepen.
Maar  vierentwintig columns van een Duitse journaliste, die prachtigs uit haar pen toverde.
Opgerold tot bevallige buisjes in rood zijdepapier, dansend aan een gouden koord. 
Schitterend.
Een helder visioen.
Duurzaam en goedkoop.
Dat laatste omdat ik één gouden regel stel: Het project dient gerealiseerd te worden met wat er in huis is.
Overspannen winkelen in honderd-en-een detailhandels op voorhand uitgesloten.
Hier heeft de ervaren adventsknutselaar het stuur vast in handen, want zelfbescherming komt dit jaar op nummer een.
Dat wil zeggen, heel even naar Pipoos moet misschien toch, voor goud koord. Ik had er bij het opstellen van de gouden regel niet bij stil gestaan dat ik dat niet in huis heb.
Eén uitzondering op de gouden regel dan, voor goud koord, moet kunnen.
En als ik er toch ben kan ik misschien even kijken naar rood papier want dat is bij nader inzien ook niet voorradig.
Okay, fietsen maar.
Bij Pipoos hebben ze geen goud koord. 
Ter vervanging weeg ik weifelend een rolletje goudkleurige borduurzijde in mijn handen.
Gaat dat niet rafelen?
De verkoopster straft mijn vraag met een onbetrokken schouderophalen af. Domme vraag ook.
Fijn om weer thuis te zijn. Nu kan het huiselijk uur ingeluid worden.
De columns kopiëren, dat kan heerlijk makkelijk in mijn drie-in-een-printer, even thee zetten - wacht even.
Met wit papier?
Eenvoud is mooi, maar karigheid een ander verhaal. 
De verfijnde geest – waarover mijn tante zonder meer beschikt – voelt het verschil feilloos aan. 
Nog even naar de kantoorvakhandel dan. Die knusse om de hoek, dat is niet ver.
Kan ik ook gelijk kijken of ze daar geschiktere stickers van getallen hebben. Die van Pipoos (die ik - van mijn stuk gebracht door de norse verkoopster - ook nog had gekocht) blijken te klein voor mijn buisjesplan.
In de kantoorvakhandel raak ik met de bejaarde kantoorvakhandelaar verstrikt in een slepend gesprek over papier van tachtig, honderd en meer milligram.
Sympathiek genoeg kan er niet gepind worden en ik verlaat de winkel drie kwartier later met dat wat niet meer kost dan de zes euro vijftien die in mijn portemonnee zaten:
Honderd gekleurde vellen van honderdtwintig gram.
Dat is te dik om mooi op te rollen en dwarsboomt om die reden mijn buisjes-plan. 
Maar een creatieve geest laat zich natuurlijk niet zo makkelijk uit het veld slaan.
Dan maar geen rolletjes, kleine gevouwen pakjes zijn toch ook prima?
Thuis eindelijk thee zetten, het avondeten zal moeten vervallen in verband met tijdsnood, en nu een beetje tempo graag.
Gelukkig heb ik goed voorwerk verricht door alle columns die ik wil gebruiken van markeringsbriefjes te voorzien. 
Alleen is het boek daarbij te dik geworden om onder het kopieerapparaat te passen en ik verlies twintig kostbare minuten met het overschrijven van alle titels en het uithalen van de briefjes. 
Als ik daarmee klaar ben is mijn thee koud en het boek nog steeds te dik. 
Zwarte vellen papier rollen uit mijn printer en brengen mijn adventsgevoel nu toch een beetje in gevaar.
Ik probeer iets met een donkerpaarse jas (ze fotografeerden toch vroeger ook onder een zwarte lap?)
waarbij een van de plastic scharniertjes van het printerdeksel een lelijke en zoals later blijkt definitieve knak geeft en ik werk hard om niet van slag te raken door de opnieuw verkwanselde tijd en door het visioen dat ik vanaf nu tot in de verre toekomst, namelijk totdat het drie-in-een-ding het ooit begeeft, alles wat er te kopiëren en te scannen valt met een labiel bungelend deksel al mikkend zal moeten bedekken.
Maar goed. 
De kopieën zijn eindelijk klaar.
Vele malen groter uiteraard dan de tekst die erop staat, maar dat is een kwestie van bijsnijden met de handige snijmat die ik voor dit soort gelegenheden heb aangeschaft. 
Hier triomfeert de gouden regel! 
Zaten er bij aankoop van de snijmat overigens niet van die opzetstukjes bij?
Waar je zo speels golvende randjes mee kon snijden?
Jazeker, en als ik tegen middernacht het hele huis inclusief de zolderverdieping heb doorzocht weet ik ook waar die zich moeten bevinden - in een van de kartonnen dozen die opgestapeld met een doek eroverheen voor vestiaire spelen in mijn kantoor.
In de onderste om precies te zijn.
Ik houd nog vol tot twee uur 's nachts en heb tegen die tijd zeker zeventig van de zesennegentig (vierentwintig maal vier) golvende randjes gesneden en een hoop zorgvuldig vouwwerk verricht.
Als ik de radio uit wil zetten stel ik vast dat ie de hele tijd niet aan had gestaan, misschien dat ik me daarom minder ontspannen voel dan verwacht van dit project, klassieke muziek doet vaak wonderen is het niet? Morgen weer een dag.

Moet ik de rest werkelijk nog vertellen?
Hoe de volgende avond in het teken stond van het samenknopen van vierentwintig maal acht hopeloos uit elkaar gerafelde gouden zijdedraadjes?
Hoe ik toen pas opmerkte dat ik wel koord voor de pakjes, maar geen groot 'hoofdkoord' voor het ophangen had?
Hoe ik opnieuw -deze keer met dochter op de fiets en in de stromende regen - acht minuten voor sluitingstijd en alle verkeersregels bij wijze van urgentie overtredend bij Pipoos arriveerde op een roekeloos te noemen jacht op een groot koord?
Daar geadviseerd werd om het bij de naaimachinewinkel op de Meent te proberen waar ik twee minuten voor sluitingstijd met een huilende peuter die klaagde over buikpijn een koord kocht dat qua kleur en materiaal vloekte met de gouden rafelzijde die nu wel al om alle vierentwintig pakjes heen zat?
Ik vervolgens op mensonterende wijze door mijn fijne motoriek in de steek werd gelaten bij een urenlange, fysiek en mentaal uitputtende poging om de oorspronkelijk twee, maar door het onomkeerbare rafelproces nu dus tot acht gespleten zijdekoord-uiteindes op visueel aansprekende wijze met het vloekende touw te verbinden?
Ik uiteindelijk verslagen tot de conclusie kwam dat de pakjes bevallig op een hoop zouden komen te liggen in plaats van bevallig te bungelen wat in die zin pijnlijk was dat ik vergeefs alle vierentwintig uiteindes met een meetlint op maat had geknipt zodat ze: één, lang genoeg zouden zijn om nog aan het hoofdkoord vast geknoopt te kunnen worden en twee op verschillende hoogtes (!) zouden komen te hangen omdat dit een speelse uitstraling zou hebben bewerkstelligt?

Toen ik de volgende ochtend van het postkantoor terugkwam, waar ik de - al zeg ik het zelf - zeer origineel ingepakte pakjesberg met het aandoenlijke gewicht van honderdvijenzestig gram (165g!) had afgeleverd en de veertien euro had neergeteld die je voor een aangetekende verzending van dat gewicht naar het buitenland bleek te moeten betalen, trapte ik voor de huisdeur op een zacht hoopje.
Ik pakte het met spitse vingers op en trok het voorzichtig uit elkaar.
Het was de gouden regel.
Vernederd, veracht en in ieder opzicht net als ikzelf in kritieke toestand.
Ik drapeerde haar behoedzaam over de waslijn waar zij nu nog bij hangt te komen.
Mijn tante belde drie dagen later.
Ze bedankte hartelijk voor de adventskalender:
De Duitse journaliste schreef inderdaad prachtig.






maandag 19 november 2012

De koning in ons (of een groet aan mijn jas)


Waarom mij dit op de fiets te binnen schiet?
Wij, het acteervolk, zijn bij tijd en wijle in de gelegenheid van de koninklijke ervaring.
Een vleiende pruik gaat erop, een mooi gewaad mag aan, een bevlogen vormgever heeft uren van zweet geïnvesteerd om de voorwaarden te scheppen voor ons schitteren.
Een hardwerkende productieassistente heeft voor ons het pad geëffend door locatie en publiek op onze komst voor te bereiden, zodat niet de geringste twijfel kan bestaan over onze status.
Wat een bevrijding om je eigen vodden naast je neer te leggen en te mogen kruipen in de huid van een hoogstaand persoon!
Diep door te ademen, ruimte in te nemen, met charme te strooien, met glimlachjes te zegenen, met zorgvuldig gekozen gebaren te ontroeren.
Daarbij niemand uitsluitend want een ware koning oordeelt niet, niemand ongewenst confronterend want een ware koning heeft tact en kleineert niet.
Te weten hoe een waarlijk waardig persoon doet, denkt en voelt - zo makkelijk gaat het me af dat ik bijna geloof: Diep van binnen ben ik een koningin.
Toch is het makkelijk om een koning te zijn (of een koningin) waar een volk is, een scepter, een kroon en een troon.
Soms is er minder voor nodig, kan het buiten werktijd gebeuren met een mooie jurk aan, een stel elegante schoenen en huppekee, de rug recht zich, de schreden vertragen, elegantie neemt het voortouw en naar boven drijft de koningin in mij.
Hoe anders 's avonds thuis in een versleten T-shirt dat voor pyjama moet spelen op weg naar de onverwarmde slaapkamer. Geen koningin te bekennen. 
Hoe zit dat dan met die innerlijke koning?
Ieder kind heeft hem in zich - kijk maar naar die trotse prinsessen, de ridders en edelmannen.
Op verjaardagen en feestjes zie je ze lopen, hun natuurlijk koningschap uitdragend, de borst trots naar voren, het kin omhoog van blakend zelfvertrouwen: “Kijk eens Mama, ik ben een prinses!”
Maar op weg naar volwassenheid schijnt menig koning en het merendeel van de prinsessen verloren te zijn gegaan.
Acteur moet je worden om het blauwe bloed tevoorschijn te mogen toveren.
Of zit het er nog?   
Schuilt het ook in anderen, verborgen voor het vluchtige oog?
Zit misschien, diep en verkreukeld, een prins in de botte taxichauffeur?
Een tot op duimnagelgrootte samengestouwde edelman in de alcoholistische buurman?
Een ietsiepietsieprinses in de straatkrantverkoopster bij de Plusmarkt?
Waarom dit mij dus op de fiets te binnen schiet?
Ik ving een blik op van een goed geklede heer. 
Een geïnteresseerde blik die ik niet kan plaatsen want afkomstig van iemand boven mijn stand.
Oh ja, ik was het vergeten, die laarzen en die jas, die combi doet het hem altijd wel.  
Ik fietste er misschien een heel klein beetje koninklijk. 
Die blik was dus een groet aan de koningin in mij. 
Of, ja, in ieder geval toch een groet aan mijn jas.

dinsdag 13 november 2012

Koos 101


Zondag bevond ik mij rond het middaguur daar waar ook de rest van Rotterdam zich op dat tijdstip graag ophoudt - op de Lijnbaan.
Onderdeel uitmakend van een pulkachtige massa liet ik mij vooruitschuiven in de richting van AH, alwaar ik rechts afsloeg, de hectisch fladderende en onvoorspelbaar schijtende duiven ontwijkend door op mijn beurt hectisch en onvoorspelbaar heen en weer te springen, terwijl het merendeel van het opgewekte winkelpubliek rechtdoor dreef in richting – zo vrees en veronderstel ik – de Mediamarkt. 
Waar zij de mooiste uren van de dag - ja van de week misschien! - tussen wasmachines, radiowekkers en een onvoorstelbare diversiteit aan witte kabels door zouden brengen.
Vlak voordat ik echter rechtsaf kon slaan zag ik iets merkwaardigs.   
Een mannetje haastte zich als eenzame tegenligger naar zijn doel.   
De stromende massa omzeilend manoeuvreerde hij op een smal paadje langs de winkelruiten. Het opvallende aan het mannetje was dat hij een hoge hoed droeg – oranje meen ik me te herinneren – waardoor hij iets weg had van een kermisklant. Op de hoed stond in grote letters: “Koos 101 jaar”. Het was niet alleen zijn licht euforische en op oneindig gerichte blik die op mij verstorend werkte. Of zijn mager figuurtje dat in vlot tempo, gelijk een opwindpop, met naar voren gebogen schoudertjes meer naar voren scheen te vallen dan te lopen. Het was vooral dat hij er alleen liep.
Waarom loopt iemand op zijn honderdeneerste verjaardag alleen op de Lijnbaan?
Heeft hij geen naasten, vrienden, die hem op dit trotse moment kunnen begeleiden?
Geen omzichtig verplegingspersoneel dat hem liefdevol maar vastberaden naar een geschiktere locatie voor zijn - naar het mij scheen zelfgeënsceneerde - triomfmars had kunnen begeleiden?    
Het is misschien dat ik mij niet voor kan stellen dat ik na een eeuw lang de stormen van het leven getrotseerd te hebben, na misschien drie huwelijken gesloten en weer opengebroken te hebben, na een aantal kinderen grootgebracht, deze vervolgens overleefd te hebben, na in twee wereldoorlogen met of ook tegen de vijand gevochten te hebben, na een in honderd jaar niet aflatende reeks aan fysieke kwaaltjes en wellicht ook nare ziektes het hoofd geboden te hebben, dat ik dan vaststel dat ik nog steeds kan lopen.
En dat ik dan besluit om dit op mijn verjaardag te demonstreren uitgerekend te midden van een koopzieke, in niets anders dan in gadgets en loempia’s geïnteresseerde anonieme massa en dat ik daarbij een hoed wil dragen waarop voor iedereen zichtbaar mijn leven is samengevat in vier letters en drie getallen.
Natuurlijk kan ik het mij überhaupt niet voorstellen zo oud te zijn.
Laat staan dat ik kan bedenken wat ik op een zo majestueuze verjaardag een waardige viering zou vinden.
En sowieso – niets projecteert zich zo makkelijk op een vreemde als eenzaamheid en sneuheid.
Want je kan omgekeerd natuurlijk ook vragen:
Waarom zou Koos op zijn honderdeneerste verjaardag niet alleen op de Lijnbaan lopen?
Lekker gek, toch, die Koos? Echt Koos, dat hij daar nu met zo een hoed op moet lopen.
Maar wat dan alsnog blijft hangen is die blik. 
Een beetje een...fanatieke blik.
Het kan best dat ik het inderhaast niet goed heb gezien.
Maar dit broze, stugge mannetje leefde in een illusie, al weet ik niet precies wat die inhield. 
Iets in de richting van een betekenis die zijn lopen daar had.
Betekenis voor anderen bedoel ik.
En daar raakte het vreemde mannetje mij – los van hoe het nou met Koos precies zit, want daar kan ik alleen maar naar gissen - in een diepe en hopelijk irreële angst:
Dat op een dag ik, een van de oudste mensen der aarde, bij wijze van hoogtepunt van mijn leven, op de Lijnbaan loop.
Gevangen in de illusie van mijn eigen betekenis.
En dat iedereen – loempia kauwend, misschien een beetje jolig wijzend, maar er verder met grote zekerheid niet over nadenkend - dat ziet.
Ik geloof ik zou op zijn minst mijn achternaam op die hoed schrijven.










vrijdag 2 november 2012

Politiek in de keuken


Een vastberaden prik door het strakke cellofaan en ik staar gebiologeerd naar de blote inhoud.
Rood, naakt vlees, ergens uit de zijkant van een scharrelrundje met vijfendertig procent korting god hebbe zijn ziel.
Om redenen die te complex zijn om hier uit te leggen zal en moet het vandaag gebeuren - de reanimatie van een in diepe vergetelheid geraakte carnivoor.
Het verdient aanbeveling om bedachtzaam te werk te gaan. 
Ik raak nog niks aan, eerst maar eens de instructies lezen.
Houd de geopende verpakking hoog boven mijn hoofd, beetje zenuwachtig dat de rauwe inhoud op mijn gezicht zou kunnen vallen terwijl ik de lettertjes op de onderkant van de verpakking in het schemerlicht van mijn keuken ontcijfer. 
Dat had ook in omgekeerde volgorde gekund, hm?
Bon, beginnersfoutje.
Instructie klinkt simpel, wat houdt me nog tegen.
Om tijd te winnen eerst maar eens de pepermolen navullen.
Avondnieuws op de achtergrond.
De VVD krijgt ruzie met zichzelf omdat het tegen zijn principes in de welverdienenden van dit land met een hogere zorgpremie belast. Mark Rutte heeft het een en ander uit te leggen.
De peper daalt op de homp neer, ai, dat doet toch pijn? 
Niet nadenken, anders werkt de overrompelingstactiek niet.
Te laat.
Betweterig ratelt het van binnen dat als je dan al je leven moet laten je er tenminste recht op hebt dat er op het moment van consumptie even aan je gedacht wordt of wie is hier nou gek?
Niet nadenken zei ik.
Wat de VVD met het nieuwe regeerakkoord lukt moet in mijn eigen keuken toch ook mogelijk zijn, ja toch niet dan. Principes over boord gooien daar waar ze tot hinderlijke obstakels geworden zijn op weg uit de crisis.
Ik ben eigenlijk Mark Rutte.
Ieder op zijn niveau.
Duim en wijsvinger, ik heb het nu tussen duim en wijsvinger, Jezus, dat waar zacht vacht overheen zat, dat wat er loeide in de wei, of beter, in een te krappe stal, dat, of een stukje ervan dus tussen mijn duim en wijsvinger, godzijgedankt dat er mensen zijn die wel bloed kunnen zien anders waren er geen artsen geen zusters geen verplegers en waar waren we dan met zijn allen, hé? Ik laat de rode homp vallen in de hete pan.
Kokosvet spat onvriendelijk sissend over het randje.
Twee keer vier minuten om de wankel wordende wil te herstellen.
De Mark Rutte in mij legt met 'opgeheven hoofd' het nieuwe beleid aan zijn achterban uit.
In tijden van crisis moet je offers brengen.
Ik wentel soeverein mijn offertje in de pan.
Vier minuten zijn om, ik vervoer het ex-schepsel met spatel en vork naar zijn altaartje.
Daar ligt het dan.
Ontzet volg ik met mijn ogen een rood stroompje dat zich langs de uienringen een weg naar mijn geprakte aardappelen baant.
Dat is zelfs Mark Rutte teveel.
Ik ben eigenlijk ook niet langer Mark Rutte.
Ik ben eerder Raskolnikov op weg naar de woekeraarster van wie hij (voor wie bekend met Dostojevski) met een bijl de schedel zal doorklieven, koortsachtig doordrongen van de wetenschap dat er geen weg terug meer is voor zijn daad.
Al kan hij zich de reden ervoor op dit moment niet meer goed voor de geest halen.
Met toenemende paniek zet ik mijn mes in de homp of de romp of wat het dan voorstelde, hemel er komt nog bloed uit, zo gaat het niet, terug in de pan.
Diep doorademen, weer wentelen, alle roodheid smoren dan zal het gaan.
Als het geval bijna zwart is, moet het gebeuren.
Mijn dochter laat met peutereigen vastberadenheid weten dat ze niet van plan is om medeplichtig te worden.
Met rood doorlopen ogen sis ik haar toe dat je alles een keer geprobeerd moet hebben.
Ik geef het goede voorbeeld - zij het wat gehaast - Raskolnikov is nu echt aan het werk.
Kauwen slikken snijden prikken
kauwen slikken snijden prikken
kauwen slikken snijden prikken
kauwen slikken klaar.
Het is volbracht.

Ik kijk schichtig om mij heen.
Lik mijn lippen, Nosferatu's zuster nu.
Zijn er sancties te verwachten?
Mark Rutte is ook klaar.
Ik denk ongemakkelijk dat er in de koelkast een tweede stuk wacht.
Het nieuws kondigt herfststormen aan.

maandag 13 augustus 2012

Chronisch ziek?

Ik durf het nog niet zo goed.
Toegeven dat het misschien allemaal bullshit is.
Het spirituele magische denken.
‘You create your own reality.’
 ‘Energy follows attention.’
'Elke ziekte is heelbaar.'
‘Elke ziekte is symptoom van een dieper liggend probleem op zielsniveau.’
‘Elke ziekte kan je helpen om tot meer bewustzijn te komen.’
‘Wake-up call van je ziel!’
‘Je kan jezelf helen’.
Alleen een kwestie van het juiste dieet, luisteren naar je lichaam, je open stellen voor de helende krachten van het universum, het opnieuw in contact treden met je eigen kracht, maar vooral de juiste lessen leren uit deze door jezelf gemanifesteerde crisis die je – mits juist begrepen – een onmisbaar handje helpt op jouw persoonlijke weg naar het licht (waarbij je, dit eenmaal bereikt hebbende, je schitterende bijdrage aan de gemeenschap gaat leveren met als natuurlijk gevolg de daarbij horende erkenning, welvaart, de perfecte liefdevolle relatie etc. etc. etc.).
Jawel hoor.
Met de groeten van Jane Roberts, Neill Donald Walsh, Ekkard Tolle, Elisabeth Kübler-Ross, Thorwald Dethlefsen, Shaktie Gawain natuurlijk, want ook creatief visualiseren hoort er bij, Shirley Mc Laine. 
De beste wensen van extremere figuren als Chris Griscom, Rhea Powers, niet te vergeten de zogenaamd ‘opgestegen meesters’ Ramtha, Sanat Kumara.
De kenner weet waar ik het over heb.
Ik weet vrijwel zeker dat van degenen die dit lezen de ene helft in de lach schiet aangezien zij denken een goede grap te lezen.
Terwijl de andere helft denkt: Nou, en? Ga je twijfelen nu het moeilijk wordt?
Mijn aanhang is namelijk net als mijn innerlijk in twee kampen verdeeld, de nieuwe spirituelen en de harde atheïsten.
Een enerverende samenstelling.
Ook al schipper ik mijn leven lang al van het ene kamp naar het ander; met de een jaar geleden gestelde diagnose van een chronische ziekte dreigt mijn bootje nu toch langzaamaan aardig te kantelen.
Nu schep ik nog vlijtig met mijn leeg gelepeld mueslibekertje het over de reling klotsende water eruit, maar toen ik onlangs voor een mindfulnessoefening op de grond ging liggen ontdekte ik scheuren en gaten in de bodem van mijn fregatje die onmiskenbaar om een vakman vragen.
En die is er niet.
Of beter, uit de honderden is het lastig om die ene te kiezen die het misschien bij het juiste einde heeft.
“You must be a strong soul that the universe sends you such a demanding challenge."
En ik knik als een gevleid schaapje, omdat het universum het zo goed met me voor heeft.
“Het is natuurlijk niet voor niks dat dit op je pad komt”
Ik mompel instemmend en vul in gedachte reeds al mijn imperfecties in die een mogelijke oorzaak zouden kunnen zijn van zoiets achterlijks als een auto-immuunziekte.
Want geef nou toe: hoe duidelijk kan je het krijgen? Je lichaam blokkeert belangrijke functies met zijn eigen antistoffen, of anders gezegd: JE WERKT JEZELF TEGEN, nog niet begrepen?
De GGZ-mevrouw legt met milde blik haar boek “Leven met een chronische ziekte”Hoofdstuk 1: Het Rouwproces, fase 1: Ontkenning" voor me neer.
“Het is een lange weg naar acceptatie.”
Ik fiets huilend naar huis.
Bij het stoplicht ontmoet ik een vriendin die zich terloops laat ontvallen: ‘Nou ja chronisch, dat bestaat natuurlijk niet’
Wat nou.
Ik heb de nodige meditaties gevolgd, de ‘lichtworkshops’ gedaan, de healings ondergaan, de diëten geleefd, na-tuur-lijk de yogalessen gevolgd, dit alles weer los gelaten (je moet ook niet TE zijn/het geheim zit hem in de gouden middenweg/doe eens normaal/geef je over aan hoe het is).
Dit alles was heel prettig.
En duur.
Maar nu.
Wat als je gewoon pech hebt?
Als je zwakke constitutie gewoon een gevolg van genetische aanleg is?
Niks geen ziel op weg naar het licht?
Nada een universum dat voor je zorgt?
Niente een ‘Hoger zelf’ dat je te hulp kan schieten als je het telefoonnummer maar kan vinden?
Alle healinghocuspocus niet meer dan een collectief blijven hangen in fase één van de rouwverwerking?
Een hoop fantasie om de harde realiteit maar niet onder ogen te zien.
Dat we eindelijk zijn.
Dat een ziekte een ziekte is.
Door niemand en voor niemand bedoeld.
Gewoon een foutje van de natuur.
Oh wee oh wee, mijn bootje kantelt.

vrijdag 6 juli 2012

Feest? Brult de kleuter

Het is feest!
Kopt huis-aan-huisblad de Havenloods.
FEEST?
De kleuter stampt woest op de grond.
Zijn gezicht loopt rood aan.
Dat wordt lastig.
De kleuter is een restant van een vrije opvoeding uit de jaren zeventig.
Nagenoeg ongecorrigeerd glipte hij destijds door de tolerante handen van mijn alternatief ingestelde moeder en omdat te laat nu eenmaal te laat is, heeft hij in mij weten te overleven tot op de dag van vandaag.
Af en toe terroriseert hij de boel.
WAT NOU FEEST?
Hij pakt zijn poppenwagen en ramt hem tegen de muur.
Ik leg hem uit dat er volgens Van Dale twee soorten feest zijn, namelijk
1. (plechtige) viering van een belangrijke gebeurtenis of gedenkdag
en
2. vrolijke bijeenkomst ter viering van een heuglijk feit.
En dat er in dit geval sprake is van het tweede soort feest.
De vrolijke bijeenkomst, dat zijn wij, de kopers.
En het heuglijk feit dat wij vieren is, dat wij vandaag tot zeer laat in de avond mogen doen wat wij het allerliefst doen, namelijk kopen.
Het is 29 juni en in Rotterdam City zijn de winkels bij wijze van feestelijke uitzondering open tot 23:00 uur.
Aldus de Havenloods.
De kleuter schudt eigenwijs zijn hoofd.
Hij begrijpt nog niet dat het ons een gevoel van vrijheid geeft om deze vreugdevolle activiteit nu ook – helaas eenmalig - tot laat in de avond voort te kunnen zetten in plaats van rond het betuttelend tijdstip van negen uur af te moeten druipen.
MAAR FEEST, MAMA!
brult hij nu in razernij,
DAT IS TOCH ALS MENSEN BLIJ ZIJN MET ELKAAR, EN ELKAAR LACHEND EN WARM IN DE OGEN KIJKEN, ALS ZIJ SAMEN AAN TAFEL ZITTEN EN ETEN EN ZINGEN EN DAN VAN BLIJDSCHAP OPSTAAN EN SAMEN DANSEN?
EN NIET ALS ZIJ ACHTER ELKAAR IN DE RIJ STAAN OM DAN HUN GELD TE GEVEN VOOR EEN DING DAT ZE OM HUN LICHAAM HANGEN OF IN DE KAST ZETTEN EN WAAR ZE MISSCHIEN HEEL EVEN BLIJ MEE ZIJN MAAR DAT ZE NA VIJF MINUTEN WEER VERGETEN ZIJN?
DAT IS TOCH GEEN FEEST!?
Hij zei het trouwens net iets simpeler, maar zo ongeveer bedoelde hij het.
Kijk,
probeer ik het,
er is ook muziek.
En grappig geklede vrouwen die hostessen heten en die je zomaar op straat uit kunnen leggen waar je de leukste aanbiedingen vindt.
Want dat hebben de creatieve winkeliers bedacht om ons nog gelukkiger te maken.
En zelfs yoga op het Schouwburgplein
Dat laatste is bijzonder fijn, want waar vindt je nou effectiever rust, verdieping en verstilling dan op het Schouwburgplein op zo’n avond?
Maar dat is de kleuter allemaal te ingewikkeld.
Ik wacht zuchtend tot hij is uitgeraasd.
Dan bekijk ik het gat in de muur.
Ik zou hem het landsbestuur niet toe willen vertrouwen.
Hij zou zomaar het winkelen afschaffen.

zaterdag 16 juni 2012

Vrij!

Gefeliciteerd, je bent vrij.
Een vrij mens, dat wilde je toch?
Hard genoeg voor gewerkt, jij, de mensheid, om jullie maar in een kom te flikkeren.
En nu.
Waar kies je voor?
Hoe vul je je leven in en wat voor waardes hanteer je daarbij?
Hoe bepaal je wanneer je gelukkig bent, en hoe herken je het als je dat niet bent?
Hoe gezond hoor je te zijn, denk je?
En hoe rijk?
Hoe succesvol in je beroep moet je zijn van jezelf en wanneer vind je dat je succesvol bent?
Hoeveel vrienden moet je hebben vind je, wat eigenlijk houdt vriendschap voor je in?
Hoe moet een relatie in elkaar zitten zodat je haar geslaagd noemt?
En wat betreft je geluk in het algemeen: wat vind je normaal en waar denk je recht op te hebben?
Waarom?
Vind je dat je bijzonder bent en vind je dat ook van de andere zeven miljard mensen?
Zo niet, waarom zou je jezelf meer of minder bijzonder vinden?
Geloof je in god?
Zo nee, hoe houd je het uit niet in god te geloven en dag in dag uit zonder verklaring voor je bestaan te leven?
Zo ja, hoe krijg je dat voor elkaar?
Vind je dat je leeft?
Vind je dat je meer zou kunnen leven?
Moeten leven?
Of minder? 
Vind je het jammer dat er een tijd komt waarin je niet meer leeft?
Ontken je dat?
Of ben je een van die mensen die er denken meer van te weten?
Denk je dat mensen fundamenteel van elkaar verschillen of dat we in wezen allemaal hetzelfde zijn?
In beide gevallen: Waarom zouden we elkaar dan haten?
Of liefhebben?
Waarom zouden mensen überhaupt iets voor elkaar voelen en van elkaar vinden?
Vind je dat het individualiseringsproces ons iets heeft gebracht?
Meer dan dat we nu vooral op ons zelf gericht zijn en hogere eisen stellen aan onze levens en die van een ander? Inclusief de frustratie als dat niet lukt, wat meestal het geval is?
Houd je van je moeder?
Hoop je dat je kinderen later van jou blijven houden?
Houd jij oprecht van iemand?
Iemand van jou?
Heb je enig idee wat dat inhoud?
Voor jou?
Voor die ander?
Vind je het niet lastig dat je nooit te weten gaat komen of dat met elkaar overeenkomt?
Vind je het niet lastig dat je uiteindelijk eenzaam bent?
Of ben je dat niet?
Weet je iets zeker?
Wat?
Is er een zinnig antwoord op een van deze vragen?
Zo nee, waarom zou je ze dan ze stellen?
Zo ja, waarom zou je ze eigenlijk stellen?
Maar nu het belangrijkste, want als stralend credo boven het wankele geheel mag natuurlijk een ding niet vergeten worden:
Geniet!
En wat vlotjes graag.
Vrij mens dat je bent.

dinsdag 15 mei 2012

Elfenjurkjes

Het ochtendlicht valt gebroken door mijn gordijn naar binnen.
Op zijn reis vanuit de zon naar mijn slaapkamermuur neemt het de omtrekken mee van alles wat het onderweg tegenkomt.
Bladeren, twijgen van de struiken voor het raam, voorwerpen op de balkonbalustrade.
Iets dat vliegt in de lucht.
Op mijn muur verschijnt alles omgetoverd tot een schouwspel van silhouetten.
Slangachtige bochten, ovale bolletjes en schuin getekende kubussen allemaal van de fijnste structuur.
Zachtjes schuiven ze over elkaar heen, trekken uit elkaar, dansen op en neer.
Elfenjurkjes.
Als elfen zouden bestaan zouden zij zich kleden met deze filigraine stof die hier in driedimensionale patronen op mijn slaapkamermuur op en neer deint.
Ik pak er voorzichtig een tussen duim en wijsvinger.
Zij kietelt op mijn grove huid.

zaterdag 12 mei 2012

30 februari

Ik voeg een dag toe aan het schrikkeljaar, schikt het? Dat wordt dan 30 februari.
Op een dag die niet bestaat kan je alles meemaken wat niet is, bedacht ik me.
En daar hij toch al niet bestaat hoeft hij ook niet noodzakelijkerwijs te volgen op 29 februari.
Je kan hem inzetten wanneer je hem nodig hebt.
Bijvoorbeeld tussen 12 en 13 mei.
Ik maak met mijn dochtertje een ommetje op deze nietdag.
Een frisse neus halen.
Ik doe mijn voordeur open.
De huizen in mijn straat zijn bont en rond.
Grillig gebouwd, ieder huis ziet er anders uit.
Logisch, er wonen ook allemaal verschillende mensen in.
De kleuren variëren maar zijn in lichte tinten gehouden, het heeft iets weg van Park Güell.
Het is rustig op straat.
Er rijden geen auto’s, dat mag alleen buiten de stad.
Een buurvrouw met twee loslopende kleuters groet me vriendelijk.
Ik groet terug.
Kindergelach.
Met mijn dochter passeer ik een zwerver op een bank.
Hij knaagt tevreden aan een broodje, hij heeft warme kleren aan.
Ze klimt bij hem op schoot en trekt aan zijn baard, hij schiet in de lach en dreigt haar te kietelen. Zij maakt schaterend dat ze wegkomt.
Hij kiest ervoor om zonder vast huis te leven, we accepteren dat.
Iedere buurt heeft er een of twee, er is een rooster wie in welke week wat etensresten aan ze afstaat, wie hun was doet etc.
Ze zijn maf, maar soms ook wijs in hun mafheid en ik heb meer dan eens gezien dat iemand die in de problemen zat, op hun banken ging zitten om zijn verhaal te doen.
Als we de hoek omgaan komen we op een drukkere straat terecht.
Veel mensen lopen in koppels of kleine groepen.
Sommigen hand in hand.
Opvallend is dat ze weinig zeggen.
Dat komt omdat woorden zijn afgeschaft.
Het telt als teken van zwakte om woorden te gebruiken buiten het praktische om.
Het gevolg is harmonie.
Men is gewend om elkaar veel aan te raken bij het communiceren, direct en lang oogcontact te maken.
De meeste dingen worden zo zeer duidelijk.
Iets verder weg is muziek te horen.
Die komt uit het swingkwartier, waar de hele dag door live muziek wordt gemaakt.
Wie zijn dag niet heeft wordt geacht hier naartoe te gaan en zijn lichaam uit te laten drukken wat er dwars zit.
Ook dat spaart een hoop woorden.
Onze god is de dans.
Je kan daar vreemde dingen zien.
Mensen die over de grond kruipen, hun bekken woest alle kanten opschudden, als razenden op hun plaats rennen of boksen, maar ook die, die juist heel langzaam en zweverig hun armen boven hun hoofd laten deinen. Het hangt natuurlijk ook een beetje van de muziek af.
Het is vreemd, maar eng eigenlijk niet, al gaat het er soms heftig aan toe.
Door de bewegingen is de gemoedstoestand van de mensen transparant. Je ziet wel wie je even met rust moet laten en wie eventueel in is voor een duetje.
Ja dat ook.
Het is ook een ontmoetingsplaats.
Mannen en vrouwen, maar ook mensen van het zelfde geslacht komen hier om wat endorfine op te doen.
Omdat het huwelijk uit de mode is, zijn de ontmoetingen vrij van sancties van eventuele echtgenotes.
Het wordt alleen toegestaan om te trouwen tegen het einde van je leven, en als je minstens twintig jaar bij elkaar bent.
Dat scheelt iedereen een hoop geld en gedoe. De meeste mensen kiezen niet voor een monogame relatie, kinderen worden door de gemeenschap opgevoed.
Op de terugweg halen we nog wat brood bij de bakker.
Betalen hoeft niet.
Het stadsbestuur heeft de taken dusdanig verdeeld dat iedereen genoeg van alles heeft.
Ik heb onlangs een artikel geschreven voor ons stadsblad dat iedereen inspirerend vond.
Mijn dochter krijgt daarom een rozijnenbol extra.
Helaas is het al avond want de dagen op nietdag zijn altijd korter dan anderen.
We gaan op tijd naar bed,
want morgen is alles weer gewoon.

woensdag 9 mei 2012

Doorbraak

Sinds twaalf jaar woon ik in het zelfde huis.
Sinds twaalf jaar passeer ik op mijn weg naar het station een tweedehands platenzaak.
Sinds twaalf jaar zit de eigenaar van die tweedehands platenzaak voor zijn zaak op een klapstoel.
En sinds twaalf jaar groet deze man mij als ik zijn zaak passeer, niet.
Het is des te opvallender als die man verder overkomt als een communicatief iemand. Ik zie hem vaak levendig in gesprek met voorbijgangers of buurtenden bekenden.
Niet met mij.
Dit is vele jaren geleden zo besloten.
Je weet hoe dat gaat, deze zaken worden gecommuniceerd door middel van een subtiel maar effectief blikspel, desnoods een aantal keren achter elkaar herhaald totdat het beide betrokkenen duidelijk is wie de contactzoekende en wie de afwijzende is.
Ik heb mijn status van onzichtbaarheid min of meer geaccepteerd – ook ongemak went.
In de loop der tijd kreeg ik een kind.
Hij kreeg een bril.
Ook deze gebeurtenissen brachten geen verandering.
Tot vandaag.
Aan de grote doorbraak ging gisteren een terloopse, subtiele beweging vooraf.
Was het een bouwputje? Een slecht geparkeerde fiets? Zoals dat gaat als je in gedachten verzonken op straat loopt en obstakels functioneel ontwijkt zonder waar te nemen waaruit ze eigenlijk bestaan - ik zou niet kunnen zeggen waardoor, maar de weg voor zijn deur was plots versmald.
Het leidde ertoe dat hij zijn in oude gewoonte over elkaar geslagen benen moest ontknopen om mij en mijn kinderwagen te kunnen laten passeren.
Een korte, wil zeggen ultrakorte blikwisseling was het gevolg.
Kort en zonder groet, zonder glimlach of andere leukigheid maar blijkbaar genoeg om een twaalf jaar oude structuur aan het wankelen te brengen.
Want vandaag, toen ik met dochterlief uit de dierentuin kwam, de straat overstak en de vertrouwde klapstoel met daarop de vertrouwd over elkaar heengeslagen benen van onder mijn oogleden gadesloeg, toen!
Groette hij mij.
Hij groette mij!
Alsof dat de normaalste zaak van de wereld was.
En ik – groette terug.
Rotterdamse lente!
Ik liep naar huis, met een gevoel van blijdschap alsof ik eindelijk een lastig puzzelstuk heb kunnen plaatsen.
Maar wat er nou echt gebeurde?
Het is mij een van de ontelbare kleine menselijke mysteries.

dinsdag 8 mei 2012

Tegen

Ik ben tegen.
Maakt me niet uit waartegen, ik ben gewoon tegen.
‘Dan zit je zeker bij Occupy?’
‘Nee hoor, daar ben ik ook tegen. In winderige tenten zitten op centrale plaatsen in verkilde steden en maar uitleggen waar ik allemaal tegen ben, nee hoor, daar ben ik tegen.’
Ik ben tegen lelijke gebouwen,
Tegen privatisering,
Tegen de verplichting om een mening te hebben.
Ik ben tegen Amerika
En tegen obesitas
Tegen vlees eten en
Tegen militante vegetariërs.
Ik ben tegen dikke vette vunzige gierige geldgraaiende geldhaaien
Net zo tegen mueslikauwende tantrabeoefenende softies, 
En al helemaal ben ik tegen relativerende realisten -
Ik ben gewoon tegen.
Ik ben tegen pedofiele klootzakken en tegen betweters,
Tegen Russische bendes die ’s nachts de woning in komen sluipen en mij de keel door willen snijden
En tegen de Taliban.
Ik ben tegen het boterhamdiploma en tegen de peuteracademies met hun Peuter-Cito-toets.
Ik ben ook tegen regen.
Tegen spugen op straat?
Daar ben ik ook tegen.
Ik ben tegen boerka’s en al helemaal tegen mensen die boerka’s willen verbieden. 
Ik ben tegen alle mensen die het zeker denken te weten.
En overigens ook tegen mensen die overal tegen zijn, dat vind ik namelijk fantasieloos en niet constructief.
Het meest tegen ben ik
Tegen mensen die
Tegen mensen zijn die overal
Tegen zijn en die dan zeggen “jij hebt zeker persoonlijke problemen dat je overal
Tegen bent?”

maandag 7 mei 2012

De mooiste tijd van je leven

Vanmiddag tijdens de wandeling met mijn dochtertje van twee riep iemand tegen me:
“Geniet er maar van! Het is de mooiste tijd van je leven!”
We zijn ook mooi samen.
Zíj is vooral mooi. Ik ben er ook kapot van.
Maar toch, wat weet die man er nou van?
Van onze situatie?
Las ik onlangs in de krant over een satanist van een jaar of dertig die samen met zijn zus ingesmeerd met bloed muziekoptredens verzorgt.
Hij dacht niet zo lang meer te leven.
Niet dat hij aan depressies leed, het was meer  vanuit een algemene levensbeschouwing.
Daar hoorde bij dat hij er binnenkort uit zou stappen.
Zijn moeder zou het wel respecteren, hij kwam uit een warm nest.
Wat is het een zegen dat je niet weet wat je nog te wachten staat.
Wat je geliefde peuter zoal van plan is met zijn leven.
Ondanks dat zijn opmerking me boos maakte geef ik de man van vanmiddag gelijk.
Laat ik ervan genieten.
Misschien is het de mooiste tijd van mijn leven.

woensdag 2 mei 2012

Ramen poetsen als Fritz Wotruba

Ik poets ramen als Fritz Wotruba.
Als wie?
Wotruba, je weet wel die Oostenrijkse beeldhouwer die op de Westersingel een werk heeft achtergelaten. Het ziet eruit alsof Zeus zelf er heeft zitten spelen en toen plots weg moest om zich aan belangrijker zaken te wijden.
Daarbij een berg granieten blokken terloops uit zijn handen laten vallend. 
Het werk draagt de naam “Moeder en kind”, al moet je op zijn minst een bachelor in de kunstwetenschappen hebben om beeld en titel met elkaar te kunnen rijmen.
Maar daar gaat het niet om.
Ik poets dus ramen als Fritz Wotruba, zoals Canetti hem beschrijft. 
Wie Canetti?
Geeft niet, de spellingscontrole heeft ook nooit van hem gehoord.
Hij is ook al dood, net als zijn vriend Wotruba, terwijl hij een groot tegenstander van de dood was.
Schrijver, begin vorige eeuw, Nobelprijswinnaar zelfs.
Maar bon, dus Canetti slaat (of beter: sloeg) Wotruba in zijn atelier gade hoe deze aan een beeld uit graniet werkt, want dat was zijn lievelingsmateriaal. Lekker hard.
En volgens Canetti doet Wotruba een aanval op zijn materie, zo wreed en onvoorspelbaar als een roofdier. Als een panter om precies te zijn. En ja, ik herken me hier volledig in.
Tijdens het poetsen van de ramen.
Gewapend met in de linkerhand een gekreukeld stuk krantenpapier, in de rechter een fles Glassex nader ik mijn vijand: de alleen bij bijzondere lichtinval achterbaks oplichtende strepen en striemen op mijn voor de rest reeds blinkende ramen.
Als een dier in de nacht sluip ik nader, met vaste focus op mijn offer, dat bij vermindering van de afstand en de hierdoor veranderde lichtinval alweer in onzichtbaarheid schuilt. Maar ik laat me niet kisten, ik wéét dat hij er is. En ik zet aan, ik spuit de dodelijke vloeistof erop en met genadeloze onverbiddelijkheid  elimineer ik het euvel met mijn krantenkreukel.
Dan neem ik afstand, sluip om het schoon lijkende raam heen, ik zoek alle invalshoeken op, waakzaam, alert, op alles voorbereid en DAAR! Ik zie er nog een, een kleine, maar toch het uitzicht verpestende smerige striem, die hetzelfde lot te wachten staat als zijn zielige voorganger.
Diep in mijn keel grommend ga ik zo door, tijd speelt geen rol, ik ben een met mezelf, ik ga door tot mijn ramen schoon zijn, maar werkelijk schoon, schoner dan schoon, zo schoon dat het lijkt alsof er helemaal geen ramen meer zijn. Alsof je zo je hand uit kan steken naar de buitenlucht en de takken voor mijn raam.
Maar terug naar Canetti.
Waarom om alles in de wereld zou je je tijd verdoen met schrijven als zelfs reuzen als hij een paar decennia later niet meer door de spellingscontrole heenkomen? Jezus. Even voor de zekerheid ingetypt. Kent de spellingscontrole ook niet. Nou dan, ik houd er over op.