maandag 24 juni 2013

Stoner



Iedereen leest Stoner van John Williams, ik ook.
Ik heb spijt van mijn fastfoodachtige consumptie, want nu is het op en ik vrees dat ik de inhoud te onzorgvuldig geproefd, te vluchtig verslonden heb.
In mijn maag rommelt de te korte kennismaking met liefde die het hoofdpersonage heeft mogen ervaren. Onverteerd ligt zijn geestelijk verminkte dochter in mijn darmen de boel te dwarsbomen.
Mijn woede op de echtgenote van Stoner is nog lang niet bekoeld en mijn hoofd ratelt verontwaardigde monologen die ik op dat kreng los had gelaten, als ik hem was geweest.
Maar ja, het boek is uit.
Je kent het misschien, de wanhoop die je overvalt als je in volle vaart de laatste pagina hebt uitgelezen van een te goed boek.
Je bent nog niet klaar voor het afscheid, de leegte dreigt zich zuigend in je uit te breiden en om maar niet te hoeven ophouden met lezen lees je eerst het nawoord, dan nog een keer het voorwoord, vervolgens alle informatie over de schrijver en dan - wat er nog zo staat.
Wat er in dit geval nog zo stond waren een aantal commentaren van meer of minder bekende journalisten, schrijvers, boekverkopers en mij onbekende mensen die er ook iets over kwijt wilden en mochten.
Ze roemen de taal van de schrijver, loven diepgang en wijsheid van het werk, verzekeren nooit een dergelijk boek in handen te hebben gehad, beloven dat het je leven zal veranderen.
Noemen het een klassieker, meesterwerk, of “een meesterwerk dat eindelijk eens de titel ‘meesterwerk’ verdient”.
En dan staat er ineens: “Ik las vandaag Stoner. Ik vond het erg mooi. Nu ga ik een biefstuk eten”.
Dat commentaar is van Arjen Lubach.
Ik was er misschien niet over gevallen  - want zijn naam zegt me maar vaagjes iets - als ik niet onlangs getuige was geweest van een uitbarsting - of zeg maar gerust, een tirade - van een bekende van mij over diezelfde man.
 De tirade (“Hij steekt overal zijn neus in, en dat met onbenulligheden! En daar komt hij nog mee weg ook!!”) maakte op mij destijds de indruk als ingegeven door persoonlijke frustratie, maar zet me nu aan het denken.
...Ik vond het erg mooi. Nu ga ik een biefstuk eten.
Als hij nou had geschreven: “Ik ben al twintig jaar vegetariër; maar na deze lectuur ben ik toe aan een biefstuk”, á la.
Maar de commentator gaat – gespeend van enige innerlijke opschudding – over tot de orde van de dag. In zijn geval het eten van een biefstuk, een echte man.
Inderdaad een irritant arrogante en tegelijk inhoudsloze opmerking.
Maar nu.
Waarom staat die zin er tussen?
Als Arnon Grunberg zich die zin had laten ontvallen dan had men daar discreet over gezwegen, daar ben ik zeker van.
Niemand wil een boek lezen waarna een gevierde intellectueel niets beters te melden heeft dan wat er bij hem die dag op het menu staat.
Maar uit de mond van Arjen Lubach verhoogt zo'n zin blijkbaar de kans op goede verkoopcijfers.
Raadselachtig.
Zie ik iets over het hoofd?
Moet ik iets weten dat ik niet weet over die man die dit opschreef, om in zijn commentaar bijvoorbeeld een staaltje geniale eenvoud te kunnen erkennen?
En dat is nou net de verkeerde vraag.
Want voor je het weet heb je kostbare gedachtenkracht verspild aan het zoeken naar een betekenis die er echt niet is.
Heb je reeds nagedacht of het uit had gemaakt als er had gestaan "...en nu ga ik een ijsje eten" of  "...nu ga ik een kaascracker eten". 
En heb je het zoeken tenslotte opgegeven.
Ben je inmiddels wel de eerste, diepe indruk kwijt die het boek bij je had achtergelaten, hebben zich de krioelende  subgedachtes die zich diep in je omgespitte geest veelbelovend roerden, vervluchtigd. 
Ben je de onder het oppervlak drijvende inzichten kwijt waar je nog wel een hele dag over had kunnen mijmeren als je de verleiding van de afleiding had kunnen weerstaan.
Maar worden voortaan de namen "Stoner" en "Arjen Lubach" op je harde schijf - onterecht! - aan elkaar gekoppeld.
En denk je jaren later als het boek in de kroeg ter sprake komt (alsof ik ooit naar de kroeg ga, maar dat terzijde): "Stoner? Was dat niet het boek van Arjen Lubach over een man die graag biefstukken at? Het was echt keigoed meen ik me te herinneren."
En help je een mogelijk leeghoofd - ik zeg het een beetje onder voorbehoud want nogmaals, ik ken hem eigenlijk niet - aan naamspreiding en onterechte roem.
Zo worden leeghoofden groot, Dames en Heren!
En blijven wij triviale consumenten.
Ik doe er aan mee, door dit stukje te schrijven.
U doet er aan mee, door het te lezen.
Houdt er daarom nu mee op!

Lees liever “Stoner”, dat is namelijk echt een goed boek. 
En herhaal niet mijn fout maar doe na de laatste woorden gewoon je ogen dicht. 
En draag de verwoesting die de schrijver, John Williams, bij je achterlaat als een man.
Dat is ook beter voor de spijsvertering.