Ondertussen heeft een zwaarlijvige, trompet spelende
verkeerskundige uit Brabant de weg naar mijn profiel gevonden, net als een
brave Rotterdamse familievader (nu zonder familie) met een onmogelijke
profielfoto.
Hoe wijs je eigenlijk een dating-kandidaat af zonder grof te
zijn? Ik doe een beleefde poging.
De verkeerskundige - die ik uit onkunde over wat dit beroep
inhoudt vaag associeer met iemand die vanuit een houten blok op een Brabants
kruispunt gezaghebbend met de armen zwaait - begrijpt het dan ook niet en
pareert met lappen tekst en een imponerende hoeveelheid zelfgeschreven
gedichten.
Mijn digitale prins en ik daarentegen zijn inmiddels hevig
aan het sms‘en geslagen.
Wat niet per sé een verbetering van de situatie is.
Waren het in de eerste fase van ons contact de late
avonduren waarin wij elkaar schreven en deelden wij onze gedachten en gevoelens
afgeschermd van de ruis van de dag met elkaar, zo schuift zich nu de wereld in
alle banaliteit tussen ons.
En daar gaat het dan ook mis.
Speltbrood, chiazaad, zogenaamd suikervrije chocola en veel te dure tomaten op de kassaband van de biologische winkel stapelend, de caissière begroetend, spaarpunten afwijzend, pinnend,
manend sissend naar mijn dochter die op het afscheidingsrekje
tussen de kassa’s haar turnoefeningen aan de geïnteresseerden demonstreert, verontschuldigend lachend naar de NIET geïnteresseerden, hoor
ik mijn mobiel fluiten - aha! Een sms van HEM .
Een opmerking over orale seks, opgeleukt door een smiley.
Tas vergeten, mag ik er nog een plastic zak bij?
Wederom gefluit.
Iets over mijn Duitse komaf; die combi bevalt me niet, mijn glimlach bevriest.
Brood onder, dan tomaten, dan chiazaad of toch liever omgekeerd?
Toch maar even antwoorden.
Het is mijn humor niet.
Grapje hoor zo bedoelde ik het niet.
Hoe bedoelde je het dan?
Ik grijp mijn kind, we staan op straat.
Je kan toch wel tegen een grapje zeg?
Fietssleutel?
Ik vond het geen leuk grapje ik denk ik zeg het maar even.
We waren toch steeds zo eerlijk naar elkaar?
Tas om het stuur, kind op de stoel.
En dan:
IK HEB GEEN ZIN IN EEN PRINSES MET KAPSONES. VAARWEL.
Prinses met kapsones?
Een opmerking over orale seks, opgeleukt door een smiley.
Tas vergeten, mag ik er nog een plastic zak bij?
Wederom gefluit.
Iets over mijn Duitse komaf; die combi bevalt me niet, mijn glimlach bevriest.
Brood onder, dan tomaten, dan chiazaad of toch liever omgekeerd?
Toch maar even antwoorden.
Het is mijn humor niet.
Grapje hoor zo bedoelde ik het niet.
Hoe bedoelde je het dan?
Ik grijp mijn kind, we staan op straat.
Je kan toch wel tegen een grapje zeg?
Fietssleutel?
Ik vond het geen leuk grapje ik denk ik zeg het maar even.
We waren toch steeds zo eerlijk naar elkaar?
Tas om het stuur, kind op de stoel.
En dan:
IK HEB GEEN ZIN IN EEN PRINSES MET KAPSONES. VAARWEL.
Prinses met kapsones?
Vaarwel?
V A A R W E L???
V A A R W E L???
Navraag leert: Hij meent het!
Ik sta met trillende knieën naar mijn mobiel te staren.
De verwarring is totaal.
De verwarring is op
het ontregelende af totaal.
Een vloedgolf van vragen waarvan de antwoorden de opkomende
paniek in bedwang moeten houden dendert door mijn hoofd.
Wie zit er eigenlijk aan het andere eind van deze digitale
leiding sinds tien dagen zogenaamd over zijn leven te vertellen en mij op mijn
beurt de meest intieme informatie over het mijne te ontfutselen om vervolgens één
dag voor de eerste ontmoeting het contact op te blazen?
Ben ik ingetrapt op een stel schooljongens die aan
ghostdating doen?
Of heb ik te maken met een hufter? En wat voor categorie
hufter dan? Maar hoe is het mogelijk dat ik daar geen spoor, geen greintje van
heb waargenomen en waar om alles in de wereld bleef mijn intuïtie tijdens dit
van gevoel en gevoeligheden doorspekte en oh zo openhartig contact?
Verslagen van onzekerheid fiets ik naar een vriendin die aan
noodopvang doet.
We beklagen tweestemmig mijn misplaatst en slecht gedoseerd
enthousiasme dat me er niet voor de eerste keer verschrikkelijk in laat stinken.
Gelouterd (“Je hebt jezelf tenminste echt opengesteld, dat
is toch prachtig?”) keer ik uren later naar huis.
De sleutel steekt in mijn voordeur als ik mijn mobiel wederom
hoor fluiten.
Hum?
Hij had overgereageerd.
Of er nog iets te redden viel?
Wat nou.
Nou wat?
Wat nou.
Nou wat?
De rollercoaster op, de rollercoaster weer neer - het lijkt wel een relatie.
Maar met wie in vredesnaam?
Ik stel voor om te bellen.
Maar met wie in vredesnaam?
Ik stel voor om te bellen.
Hij stelt voor om niet te bellen, maar de afspraak toch maar
door te laten gaan.
Wie na zijn veertigste opnieuw aan de liefde wil beginnen is
een held.
En daar hoort heldenmoed bij.
Niet meer onnodig sms’en dan, hè?
Nee nee, alleen praktische zaken.
Tot morgen.
Tot morgen.
De trompetspelende verkeerskundige ondertussen laat weten er zeker van te zijn dat hij in mij een zielsverwant gevonden heeft. Niet
dat ik zijn gedichten had beantwoord (of ze zelfs maar had gelezen), maar nadat
hij mijn profiel nog een paar keer had bestudeerd drong dat gevoel zich toch
op.
En of ik trouwens niet een andere foto kon plaatsen? Op die
ene keek ik zo triest en dat paste zo helemaal niet bij mijn vrolijk naturel?
Vervloekt medium; berenval van de misverstanden, zoete verleiding van de ongeremde projecties.
Ik stel mijn profiel in op ‘onzichtbaar’.
Morgen dus echt.
Ik voel migraine opkomen.
(wordt vervolgd)