maandag 19 november 2012

De koning in ons (of een groet aan mijn jas)


Waarom mij dit op de fiets te binnen schiet?
Wij, het acteervolk, zijn bij tijd en wijle in de gelegenheid van de koninklijke ervaring.
Een vleiende pruik gaat erop, een mooi gewaad mag aan, een bevlogen vormgever heeft uren van zweet geïnvesteerd om de voorwaarden te scheppen voor ons schitteren.
Een hardwerkende productieassistente heeft voor ons het pad geëffend door locatie en publiek op onze komst voor te bereiden, zodat niet de geringste twijfel kan bestaan over onze status.
Wat een bevrijding om je eigen vodden naast je neer te leggen en te mogen kruipen in de huid van een hoogstaand persoon!
Diep door te ademen, ruimte in te nemen, met charme te strooien, met glimlachjes te zegenen, met zorgvuldig gekozen gebaren te ontroeren.
Daarbij niemand uitsluitend want een ware koning oordeelt niet, niemand ongewenst confronterend want een ware koning heeft tact en kleineert niet.
Te weten hoe een waarlijk waardig persoon doet, denkt en voelt - zo makkelijk gaat het me af dat ik bijna geloof: Diep van binnen ben ik een koningin.
Toch is het makkelijk om een koning te zijn (of een koningin) waar een volk is, een scepter, een kroon en een troon.
Soms is er minder voor nodig, kan het buiten werktijd gebeuren met een mooie jurk aan, een stel elegante schoenen en huppekee, de rug recht zich, de schreden vertragen, elegantie neemt het voortouw en naar boven drijft de koningin in mij.
Hoe anders 's avonds thuis in een versleten T-shirt dat voor pyjama moet spelen op weg naar de onverwarmde slaapkamer. Geen koningin te bekennen. 
Hoe zit dat dan met die innerlijke koning?
Ieder kind heeft hem in zich - kijk maar naar die trotse prinsessen, de ridders en edelmannen.
Op verjaardagen en feestjes zie je ze lopen, hun natuurlijk koningschap uitdragend, de borst trots naar voren, het kin omhoog van blakend zelfvertrouwen: “Kijk eens Mama, ik ben een prinses!”
Maar op weg naar volwassenheid schijnt menig koning en het merendeel van de prinsessen verloren te zijn gegaan.
Acteur moet je worden om het blauwe bloed tevoorschijn te mogen toveren.
Of zit het er nog?   
Schuilt het ook in anderen, verborgen voor het vluchtige oog?
Zit misschien, diep en verkreukeld, een prins in de botte taxichauffeur?
Een tot op duimnagelgrootte samengestouwde edelman in de alcoholistische buurman?
Een ietsiepietsieprinses in de straatkrantverkoopster bij de Plusmarkt?
Waarom dit mij dus op de fiets te binnen schiet?
Ik ving een blik op van een goed geklede heer. 
Een geïnteresseerde blik die ik niet kan plaatsen want afkomstig van iemand boven mijn stand.
Oh ja, ik was het vergeten, die laarzen en die jas, die combi doet het hem altijd wel.  
Ik fietste er misschien een heel klein beetje koninklijk. 
Die blik was dus een groet aan de koningin in mij. 
Of, ja, in ieder geval toch een groet aan mijn jas.

dinsdag 13 november 2012

Koos 101


Zondag bevond ik mij rond het middaguur daar waar ook de rest van Rotterdam zich op dat tijdstip graag ophoudt - op de Lijnbaan.
Onderdeel uitmakend van een pulkachtige massa liet ik mij vooruitschuiven in de richting van AH, alwaar ik rechts afsloeg, de hectisch fladderende en onvoorspelbaar schijtende duiven ontwijkend door op mijn beurt hectisch en onvoorspelbaar heen en weer te springen, terwijl het merendeel van het opgewekte winkelpubliek rechtdoor dreef in richting – zo vrees en veronderstel ik – de Mediamarkt. 
Waar zij de mooiste uren van de dag - ja van de week misschien! - tussen wasmachines, radiowekkers en een onvoorstelbare diversiteit aan witte kabels door zouden brengen.
Vlak voordat ik echter rechtsaf kon slaan zag ik iets merkwaardigs.   
Een mannetje haastte zich als eenzame tegenligger naar zijn doel.   
De stromende massa omzeilend manoeuvreerde hij op een smal paadje langs de winkelruiten. Het opvallende aan het mannetje was dat hij een hoge hoed droeg – oranje meen ik me te herinneren – waardoor hij iets weg had van een kermisklant. Op de hoed stond in grote letters: “Koos 101 jaar”. Het was niet alleen zijn licht euforische en op oneindig gerichte blik die op mij verstorend werkte. Of zijn mager figuurtje dat in vlot tempo, gelijk een opwindpop, met naar voren gebogen schoudertjes meer naar voren scheen te vallen dan te lopen. Het was vooral dat hij er alleen liep.
Waarom loopt iemand op zijn honderdeneerste verjaardag alleen op de Lijnbaan?
Heeft hij geen naasten, vrienden, die hem op dit trotse moment kunnen begeleiden?
Geen omzichtig verplegingspersoneel dat hem liefdevol maar vastberaden naar een geschiktere locatie voor zijn - naar het mij scheen zelfgeënsceneerde - triomfmars had kunnen begeleiden?    
Het is misschien dat ik mij niet voor kan stellen dat ik na een eeuw lang de stormen van het leven getrotseerd te hebben, na misschien drie huwelijken gesloten en weer opengebroken te hebben, na een aantal kinderen grootgebracht, deze vervolgens overleefd te hebben, na in twee wereldoorlogen met of ook tegen de vijand gevochten te hebben, na een in honderd jaar niet aflatende reeks aan fysieke kwaaltjes en wellicht ook nare ziektes het hoofd geboden te hebben, dat ik dan vaststel dat ik nog steeds kan lopen.
En dat ik dan besluit om dit op mijn verjaardag te demonstreren uitgerekend te midden van een koopzieke, in niets anders dan in gadgets en loempia’s geïnteresseerde anonieme massa en dat ik daarbij een hoed wil dragen waarop voor iedereen zichtbaar mijn leven is samengevat in vier letters en drie getallen.
Natuurlijk kan ik het mij überhaupt niet voorstellen zo oud te zijn.
Laat staan dat ik kan bedenken wat ik op een zo majestueuze verjaardag een waardige viering zou vinden.
En sowieso – niets projecteert zich zo makkelijk op een vreemde als eenzaamheid en sneuheid.
Want je kan omgekeerd natuurlijk ook vragen:
Waarom zou Koos op zijn honderdeneerste verjaardag niet alleen op de Lijnbaan lopen?
Lekker gek, toch, die Koos? Echt Koos, dat hij daar nu met zo een hoed op moet lopen.
Maar wat dan alsnog blijft hangen is die blik. 
Een beetje een...fanatieke blik.
Het kan best dat ik het inderhaast niet goed heb gezien.
Maar dit broze, stugge mannetje leefde in een illusie, al weet ik niet precies wat die inhield. 
Iets in de richting van een betekenis die zijn lopen daar had.
Betekenis voor anderen bedoel ik.
En daar raakte het vreemde mannetje mij – los van hoe het nou met Koos precies zit, want daar kan ik alleen maar naar gissen - in een diepe en hopelijk irreële angst:
Dat op een dag ik, een van de oudste mensen der aarde, bij wijze van hoogtepunt van mijn leven, op de Lijnbaan loop.
Gevangen in de illusie van mijn eigen betekenis.
En dat iedereen – loempia kauwend, misschien een beetje jolig wijzend, maar er verder met grote zekerheid niet over nadenkend - dat ziet.
Ik geloof ik zou op zijn minst mijn achternaam op die hoed schrijven.










vrijdag 2 november 2012

Politiek in de keuken


Een vastberaden prik door het strakke cellofaan en ik staar gebiologeerd naar de blote inhoud.
Rood, naakt vlees, ergens uit de zijkant van een scharrelrundje met vijfendertig procent korting god hebbe zijn ziel.
Om redenen die te complex zijn om hier uit te leggen zal en moet het vandaag gebeuren - de reanimatie van een in diepe vergetelheid geraakte carnivoor.
Het verdient aanbeveling om bedachtzaam te werk te gaan. 
Ik raak nog niks aan, eerst maar eens de instructies lezen.
Houd de geopende verpakking hoog boven mijn hoofd, beetje zenuwachtig dat de rauwe inhoud op mijn gezicht zou kunnen vallen terwijl ik de lettertjes op de onderkant van de verpakking in het schemerlicht van mijn keuken ontcijfer. 
Dat had ook in omgekeerde volgorde gekund, hm?
Bon, beginnersfoutje.
Instructie klinkt simpel, wat houdt me nog tegen.
Om tijd te winnen eerst maar eens de pepermolen navullen.
Avondnieuws op de achtergrond.
De VVD krijgt ruzie met zichzelf omdat het tegen zijn principes in de welverdienenden van dit land met een hogere zorgpremie belast. Mark Rutte heeft het een en ander uit te leggen.
De peper daalt op de homp neer, ai, dat doet toch pijn? 
Niet nadenken, anders werkt de overrompelingstactiek niet.
Te laat.
Betweterig ratelt het van binnen dat als je dan al je leven moet laten je er tenminste recht op hebt dat er op het moment van consumptie even aan je gedacht wordt of wie is hier nou gek?
Niet nadenken zei ik.
Wat de VVD met het nieuwe regeerakkoord lukt moet in mijn eigen keuken toch ook mogelijk zijn, ja toch niet dan. Principes over boord gooien daar waar ze tot hinderlijke obstakels geworden zijn op weg uit de crisis.
Ik ben eigenlijk Mark Rutte.
Ieder op zijn niveau.
Duim en wijsvinger, ik heb het nu tussen duim en wijsvinger, Jezus, dat waar zacht vacht overheen zat, dat wat er loeide in de wei, of beter, in een te krappe stal, dat, of een stukje ervan dus tussen mijn duim en wijsvinger, godzijgedankt dat er mensen zijn die wel bloed kunnen zien anders waren er geen artsen geen zusters geen verplegers en waar waren we dan met zijn allen, hé? Ik laat de rode homp vallen in de hete pan.
Kokosvet spat onvriendelijk sissend over het randje.
Twee keer vier minuten om de wankel wordende wil te herstellen.
De Mark Rutte in mij legt met 'opgeheven hoofd' het nieuwe beleid aan zijn achterban uit.
In tijden van crisis moet je offers brengen.
Ik wentel soeverein mijn offertje in de pan.
Vier minuten zijn om, ik vervoer het ex-schepsel met spatel en vork naar zijn altaartje.
Daar ligt het dan.
Ontzet volg ik met mijn ogen een rood stroompje dat zich langs de uienringen een weg naar mijn geprakte aardappelen baant.
Dat is zelfs Mark Rutte teveel.
Ik ben eigenlijk ook niet langer Mark Rutte.
Ik ben eerder Raskolnikov op weg naar de woekeraarster van wie hij (voor wie bekend met Dostojevski) met een bijl de schedel zal doorklieven, koortsachtig doordrongen van de wetenschap dat er geen weg terug meer is voor zijn daad.
Al kan hij zich de reden ervoor op dit moment niet meer goed voor de geest halen.
Met toenemende paniek zet ik mijn mes in de homp of de romp of wat het dan voorstelde, hemel er komt nog bloed uit, zo gaat het niet, terug in de pan.
Diep doorademen, weer wentelen, alle roodheid smoren dan zal het gaan.
Als het geval bijna zwart is, moet het gebeuren.
Mijn dochter laat met peutereigen vastberadenheid weten dat ze niet van plan is om medeplichtig te worden.
Met rood doorlopen ogen sis ik haar toe dat je alles een keer geprobeerd moet hebben.
Ik geef het goede voorbeeld - zij het wat gehaast - Raskolnikov is nu echt aan het werk.
Kauwen slikken snijden prikken
kauwen slikken snijden prikken
kauwen slikken snijden prikken
kauwen slikken klaar.
Het is volbracht.

Ik kijk schichtig om mij heen.
Lik mijn lippen, Nosferatu's zuster nu.
Zijn er sancties te verwachten?
Mark Rutte is ook klaar.
Ik denk ongemakkelijk dat er in de koelkast een tweede stuk wacht.
Het nieuws kondigt herfststormen aan.