‘Ze bellen
tenslotte niet aan, hé?’ zijn de
laatste woorden die mijn therapeute me tijdens ons afscheidsgesprek meegeeft.
Een jaar openhartige ‘samenwerking’ zit erop, destijds ingezet om het
even plotse als raadselachtige opduiken van een chronische ziekte een plek te geven maar in de
praktijk was het neergekomen op het spotten en prikken, roeren en spitten in de
onverkwikkelijke momenten van mijn jeugd, het herschikken van mijn zelfbeeld en
– omdat we nou eenmaal zo lekker bezig waren – ook nog het verwerken van het
einde van mijn laatste relatie.
‘…zeg ik altijd’, voegt
zij er nog aan toe.
En alhoewel ik deze zinswending normaliter geen
reclameslogan vindt voor een levenswijsheid –
ze ruikt toch een beetje naar inzichten die decennialang, misschien
wel generatieslang niet meer op hun waarheidsgehalte zijn onderzocht - moet ik constateren
dat het verbaal schouderklopje van mijn therapeute in dit geval nog iets anders
is dan alleen dat - het is een volkomen correcte beschrijving van mijn situatie: Ze
bellen niet aan.
Wie er niet aanbelt dat zijn de potentiële levenspartners,
de aspirant lovers, de tedere minnaars en de animerende gespreksmaatjes, de mannelijke ziels,- of
toch op zijn minst geestverwanten en dit alles bij voorkeur verenigd in één
persoon.
Ze hebben misschien de beste redenen om niet aan te bellen.
Ze bellen bijvoorbeeld misschien niet aan omdat er van hun soort niet
al teveel rondlopen.
Nànà, met die houding wordt het natuurlijk niks, hé?
Nou goed, of in ieder
geval niet vrij rondlopen.
Die paar exemplaren die zich door hun betere helft de
speeltuin in hebben laten jagen (alwaar ik mijn dagen als single mom slijt) zijn vanzelfsprekend niet beschikbaar want
geheel gedienstig aan het in stand houden van hun familiegeluk.
Überhaupt heerst familiegeluk alom of schijnt toch tenminste
te heersen, want ik ben te vroeg met mijn scheiding om zomaar de aparte
onderdelen van andere gesneuvelde families tegen het lijf te lopen; men houdt
het meestal toch vol tot op zijn minst de komst van het tweede kind.
Kloppe op zijn schouders en telle zijn zegeningen wie zich
hier niet in herkent.
Maar wat betreft de exemplaren die er wel zijn en ook vrij zijn, zo is het zeer waarschijnlijk
dat ze niet aanbellen omdat ze hun ogen in plaats van op hun directe
omgeving elders op hebben gericht, namelijk op een of ander scherm.
En precies dáár zal ik hen, geheel trouw aan de tijdsgeest,
opwachten: Op het scherm.
Vandaar het schouderklopje.
Een datingsite kiezen is niet moeilijk.
Ik aarzel nog even tussen een digitale ontmoetingsplaats
voor veganisten (waar ik enerzijds alternatief ingestelde mensen verwacht te
vinden, maar anderzijds de confrontatie met rawfood-extremisten schuw) of een 'andere', waarvan ik om piëteitsredenen de naam maar niet zal noemen.
Mijn voedingspatroon onder de loep nemende is ook deze keus
redelijk snel gemaakt.
Een veganist bij een eerste ontmoeting in te lichten over
mijn drie à vier keer wekelijkse vleesconsumptie lijkt mij een ongemakkelijk
begin. Eerlijk kan ook kort duren.
Het wordt dus de 'Andere'.
Ik maak mijn entree met een ultralange tekst waarbij ik
bedenk dat wie zich daar doorheen worstelt in ieder geval over twee gewenste
eigenschappen beschikt: Geduld en nieuwsgierigheid.
In plaats van een foto zet ik een tekening van een
kikkerkoning in mijn profiel, wat ik ontzettend geestig vindt en waar ik in
vrolijk enthousiasme ook mijn nickname van afleid: Froschdame.
Een in ieder geval tot mijn
verbeelding sprekende naam die ik nog vaak aan al die geduldige en
nieuwsgierige (en soms ook gewoon zich stierlijk vervelende, maar daarover
later) prinsen uit zal leggen die zich al gauw en tot mijn stiekeme schrik door
de doornen van mijn woordenheg kampen.
Een onbedoeld mysterieuze naam ook door het feit dat mijn kikkertekening
door de streng meekijkende redactieleden direct wordt afgekeurd. Een leger aan grapjassen dat mij voorging heeft ongetwijfeld hun gevoel voor humor aan banden gelegd. Ik had het kunnen bedenken maar om duistere redenen was het daar niet van gekomen.
Als gevolg van mijn onbezonnenheid gaapt op de plaats van de bedoelde visuele vrolijkheid nu een gat
naast de lange lap tekst, dat in combinatie met zijn naam associaties in het beste geval met een dame en
in het slechtste geval met een Frosch provoceert.
Wijzigen? Dat moet dan nu, ik sta al online.
Wijzigen? Dat moet dan nu, ik sta al online.
Voor een foto ben ik te schuchter.
Ik ga ervoor.
(wordt vervolgd)