zondag 31 augustus 2014

Avonturen van Froschdame (5)

Een half jaar?? Er is toch geen half jaar verstreken sinds deel vier!
Ja hoor.
Maar dat is publieksmishandeling!
Nou nou…..
Wat nou?
Er kwam iets tussen.
Aha.
Een zolderverbouwing.
Zo zo.
En mijn computer crashte.
Ah ja.
En optredens, festivals, belangrijke zaken, je weet wel.
Tuurlijk. Nog meer?
Hoofdluis.
Hoofdluis. Ga je nu beginnen of hoe zit het eigenlijk?
Ik ben mijn aantekeningen kwijt.
Des te beter. Leve de artistieke vrijheid. Je kreeg hoofdpijn en je zou die man eindelijk ontmoeten, als ik je op weg mag helpen. Kwam ie nou opdagen?
Dat kwam die.
Enne?
Oké. Het was warm, ja? Eén van de laatste warme dagen voordat de herfst het stokje definitief over zou nemen.
DE HERFST??? Ik denk het verhaal speelt zich in de vroege lente af?
Nee! Nee. Ik schreef het in de lente, het was toen al een paar maanden geleden. Wil je ’t nou horen of niet?
Sorry, ga door.
Het was dus warm. Nee, het was heet! Mijn lievelingsweer, zo’ n gevoel dat je kan zwemmen in de lucht, ik had mijn kortste rokje aan. En klompen natuurlijk.
Tuurlijk. Wat draag je anders op een eerste date.
Niet zo bij de hand, hey. Dat van die klompen speelt later nog een cruciale rol. En als je nu niet je bek houdt dan klap ik gewoon mijn laptop dicht en dan kan je zien waar je blijft met die blog van je.
Tss…tss tss…prinses met kapsones, hè?
Ach. Dat weet je nog. Dat riep hij inderdaad al vóór onze ontmoeting. Nou het werd nog erger. Misschien dat ik daarom zo om de hete brei heen dans. Ik ben er nou nét niet trots op hoe het verhaal afloopt.
Het loopt af?
Natuurlijk loopt het af. Alle verhalen lopen af.
Wat naar. Maar jij had dus klompen aan.
Ja dat had ik. Roze klompen. Ik vond dat ik er mooi uitzag. Was ook happy. Had er zin in, in een mooie avond. En om die met een leuke man door te brengen. Al kon ik de spanning niet zo heel goed verdragen, geloof ik. Ik had trouwens ook een blokker op, tegen de migraine. Dan ben ik altijd zo’n beetje.. laat ik zeggen dat ik de gevoeligheid verlies voor wat gepast en ongepast is.
Je hebt hem ter begroeting de kleren van het lijf gescheurd?
Nee!! Had ik dat maar gedaan, dan was het zeker anders gelopen. Anders in de zin van beter. Nee, de begroeting was okay. Alhoewel ik een beetje van hem schrok. Niet dat hij niet knap was of onsympathiek of wat dan ook in die richting. Maar hij was…weet je, die man die daar op Centraal Station zo lichtvoetig en zo ontzettend op tijd door de poortjes trad, die man was een totaal vreemd iemand voor me. Terwijl ik meerdere foto’s van hem had gezien! In levende lijve was hij een heel ander type man dan ik had gedacht. Een volkomen vreemd mens dat veel te veel van me wist. En omgekeerd wist ik ook van alles over hem en dat kon ik met zijn verschijning weer helemaal niet rijmen. Ik was echt een beetje van slag.
En toen?
Toen heb ik gesmalltalked als een professional. Gewoon koelbloedig weggekletst dat ongemak. En na een uur of wat werd het nog een goede avond. Een hele goede avond zelfs. Op de boot naar Hotel New York, daar lekker gegeten, teruggewandeld over de Erasmusbrug. Zonsondergang, zijn hand op mijn rug, de hele romantische reutemeteut. En gekletst, gekletst, gekletst. En geschaterlacht. Ik weet nog dat ik dacht: ‘Als je met zo iemand je leven zou delen dan verveel je je geen seconde meer‘.
Niet dat dát jouw probleem is.
Ik bedoel maar - het was echt een onderhoudende, leuke avond.
Leuk. En toen.
Bracht ik hem naar de trein.
En toen?
Zei ik dat ik me niet verliefd voelde of zo, maar dat ik het wel gezellig had gevonden.
Prima. En toen. 
Kreeg ik zeer enthousiaste sms’jes de volgende dag.
Ah, nu wordt het interessant! En toen!?
Stuurde ik hem een mail dat hij te smal gebouwd was.
Sorry?
En te klein was.
What the heck..WAAROM?
Weet ik veel. Ik zei toch dat ik mijn aantekeningen kwijt was?
Kom over de brug, dame. Wat was er aan de hand?
Nou, sowieso had ik niet letterlijk geschreven dat ik hem te smal vond, maar tussen de regels door kon je dat wel zo lezen. In ieder geval was dat wat hij eruit haalde.
Maar WAAROM?
Ik had geloof ik het gevoel dat ik een statement moest afgeven. Zijn verwachtingen moest temperen of zo. Maar het was in eerste instantie geeneens als afwijzing bedoeld! Ik had hem op zich best terug willen zien.
Een vreemde manier om dat tot uitdrukking te brengen.
Jaaaa ja, ik weet het, het was verdomd onhandig. Maar kijk, het was ook nog eens zo dat ik de dag na onze ontmoeting nog eens naar zijn profiel ging.
Om..?
Om hem nog een keer voor me te zien en te resumeren wat ik nou eigenlijk voelde en hoe het verder moest en zo.
En toen zag ik tot mijn verbazing dat hij zijn tekst in de tussentijd had aangepast.
Oh?
Hij had er een passage aan toegevoegd waarvan ik had kunnen zweren dat die er eerst niet in had gestaan. En in deze passage schreef hij dat hij - behalve inhoudelijke wensen met betrekking tot zijn toekomstige partner - ook wat ‘typisch  mannelijke’ wensen had. Hij vond het bijvoorbeeld leuk als een vrouw slank was.
Check.
En zij vaker rokjes of jurkjes droeg.
Check.
Met hakjes, elegantie wilde hij zien.
Stond er iets van klompen?
Er stond niets van klompen. 
Daar was ik al bang voor. 
Wat er wél stond was dat de dame in kwestie ook met haar hakjes aan niet torenhoog boven hem uit zou moeten rijzen maar tikkie op ooghoogte moest blijven. En nog meer van dat.
Aha. Hij had ook een plaatje in zijn hoofd.
Precies! En toen dacht ik..
…dat het tijd was hem te vertellen wat je in werkelijkheid zocht?
Nou ja, zoiets. In ieder geval dacht ik dat als híj al met die oppervlakkige shit komt, ik er ook best eerlijk over mag zijn.
Oppervlakkige shit…daar komen we zo nog op terug.
Met als achterliggende gedachte dat als je allebei hebt uitgesproken dat je wat imperfecties aan de ander vaststelt, dat je dat dan los kan laten. En je je vervolgens kunt openen voor de persoon erachter.
Een mooie gedachte. Daar heb je zeker een cursus voor gevolgd?
Dat heb ik inderdaad. Is daar soms iets mis mee?
Niks mis mee. Alleen - seksuele aantrekkingskracht werkt bij de gratie van primaire gevoelens, niet van mooie gedachtes.
Oh ja? Nou mijns inziens is het een kwestie van bewustwording. Je legt je ideaalbeeld tussen jou en de ander en houdt hem daarmee op afstand. Omdat je bang bent voor contact, voor een eventuele afwijzing of wat dan ook. En als je dat doorhebt en het los kan laten dan kom je pas écht dicht bij elkaar.
Jouw mail was dus eigenlijk een poging om dichter bij hem te komen? Wat buitengewoon nobel. 
En begreep hij je `toenadering`?
Wat je begrijpen noemt. Hij noemde mij vals. En manipulatief. En beledigend en laf. Hij keerde weer terug naar zijn `Prinses met Kapsones’ en voegde er nog een `suikerlaagje met achterbakse inhoud’ aan toe.
Ik schijn het bovendien de hele avond uitgebreid over het goede seksleven met mijn ex gehad te hebben.
Zeg, Frosch? Ben jij nog goed bij je hoofd?
Nee ben ik niet, kan ik me ook echt niet herinneren. Zoiets doe je toch niet? Vervloekte blokkers.
En dat was dát neem ik aan?
Ja.
Da’s nie’ best.
Zei ik toch. Wroeging en schuld. Ik schaam me kapot, echt.
Rustig maar, het was misschien niet zo’n beste actie, maar er zijn echtwel ergere dingen.
Zoals?
………..(stilte)
Ik vroeg: Zoals?
Je hebt altijd nog het conflict in Gaza.
……….(stilte)
Hey.
Wat.
Je viel toch gewoon niet op hem, dat kan toch?        
Nee ik viel niet op hem. En daar zit ik misschien nog het meest mee. Daar leg je heel je ziel digitaal op tafel, die ander doet dat ook, het lijkt een heuse klik en dan komt ie gewoon niet door de fysieke keuring. Niks geen integere zoektocht naar het wezen van de ander, niks geen diepgang. Te smalle schouders en klaar. Ik wist niet dat ik zo`n oppervlakkige zielenpoot ben. En dan ook nog die ander zo kwetsen. Gadver.
Nou nou, er was ook nog het grapje van de Duitsers die niet om orale seks kunnen lachen. Of zo. Dat beviel je toch ook al niet? En ís het wel een kwestie van een „perfect” plaatje’? Fysieke voorkeur is toch juist iets heel persoonlijks. Weet je bv nog onlangs die vadsige vago met die bierbuik? Daar viel je toch ook op?
Dank je, ik denk niet dat dit de gelegenheid is om daarover...
En even later die lomperik met die bril? Die had trouwens ook een bierbuik.
Ik zeg net dat dit niet ..
En die met die bochel?
Bochel? Wat voor bochel? Da’s toch helemaal niet waar! 
Ik had je wel even, hé?
Erg leuk.
Wat ik bedoel te zeggen is: De ene keer val je voor iemand ONDANKS zijn imperfecties. Een andere keer heb je het gevoel dat je voor iemand valt OM zijn imperfecties. En de derde keer wijs je iemand af en denk je dat je hem afwijst VANWEGE zijn imperfecties is. Maar zo zit de liefde niet in elkaar.
En hoe zit zij dan wél in elkaar?
Dat moet je mij niet vragen. 
Wie moet ik het vragen?
Iemand die het weet.
Jij bent echt heel grappig, jij.
En jij een onnozel ding. Als er een geldig antwoord op deze vraag was dan zouden die datingsites niet zo storm lopen. En was de wereldliteratuur een dun stapeltje papier.
Weet je wat ik nou zo merkwaardig vind?
Wat nu nog?
Op één uitzondering na heb ik altijd relaties gehad met kleine mannen.
Frosch??
Hm.
Is dat echt waar?
Hm.
Je begrijpt toch wel dat dit hele gesprek nu eigenlijk overnieuw moet?
Overnieuw? Ik dacht er juist aan om het definitief af te ronden.
Ben je ontmoedigd?
Wel een beetje moe.
Van die éne ontmoeting?
Nee nee, ook van de andere ontmoetingen. Die met de gelovige politicus bijvoorbeeld, die niet wist wat ie met zijn leven aan moest. En die met de depressieve filosoof die op de eerste date over van zijn incestverleden uitpakte. En die met..
Is dat echt waar?
Het zou waar kunnen zijn.
Is het nou waar of is het niet waar?
Laat ik zeggen..zo waar als het verhaal van Froschdame.
Je dekt je in?
Alle gelijkenissen met levende personen...
Kijk, soms ben je wél handig.
Soms.


donderdag 13 maart 2014

Avonturen van Froschdame (4)


Ondertussen heeft een zwaarlijvige, trompet spelende verkeerskundige uit Brabant de weg naar mijn profiel gevonden, net als een brave Rotterdamse familievader (nu zonder familie) met een onmogelijke profielfoto.
Hoe wijs je eigenlijk een dating-kandidaat af zonder grof te zijn? Ik doe een beleefde poging.
De verkeerskundige - die ik uit onkunde over wat dit beroep inhoudt vaag associeer met iemand die vanuit een houten blok op een Brabants kruispunt gezaghebbend met de armen zwaait - begrijpt het dan ook niet en pareert met lappen tekst en een imponerende hoeveelheid zelfgeschreven gedichten.
Mijn digitale prins en ik daarentegen zijn inmiddels hevig aan het sms‘en geslagen.
Wat niet per sé een verbetering van de situatie is.
Waren het in de eerste fase van ons contact de late avonduren waarin wij elkaar schreven en deelden wij onze gedachten en gevoelens afgeschermd van de ruis van de dag met elkaar, zo schuift zich nu de wereld in alle banaliteit tussen ons.
En daar gaat het dan ook mis.
Speltbrood, chiazaad, zogenaamd suikervrije chocola en veel te dure tomaten op de kassaband van de biologische winkel stapelend, de caissière begroetend, spaarpunten afwijzend, pinnend, manend sissend naar mijn dochter die op het afscheidingsrekje tussen de kassa’s haar turnoefeningen aan de geïnteresseerden demonstreert, verontschuldigend lachend naar de NIET geïnteresseerden, hoor ik mijn mobiel fluiten - aha! Een sms van HEM .
Een opmerking over orale seks, opgeleukt door een smiley.
Tas vergeten, mag ik er nog een plastic zak bij? 
Wederom gefluit.
Iets over mijn Duitse komaf; die combi bevalt me niet, mijn glimlach bevriest.
Brood onder, dan tomaten, dan chiazaad of toch liever omgekeerd? 
Toch maar even antwoorden.
Het is mijn humor niet.
Grapje hoor zo bedoelde ik het niet.
Hoe bedoelde je het dan?  
Ik grijp mijn kind, we staan op straat
Je kan toch wel tegen een grapje zeg?  
Fietssleutel?  
Ik vond het geen leuk grapje ik denk ik zeg het maar even.
We waren toch steeds zo eerlijk naar elkaar?
Tas om het stuur, kind op de stoel.
En dan:  
IK HEB GEEN ZIN IN EEN PRINSES MET KAPSONES. VAARWEL.
Prinses met kapsones?
Vaarwel?
V A A R W E L???
Navraag leert: Hij meent het!
Ik sta met trillende knieën naar mijn mobiel te staren.
De verwarring is totaal.
De verwarring is op het ontregelende af totaal.
Een vloedgolf van vragen waarvan de antwoorden de opkomende paniek in bedwang moeten houden dendert door mijn hoofd.
Wie zit er eigenlijk aan het andere eind van deze digitale leiding sinds tien dagen zogenaamd over zijn leven te vertellen en mij op mijn beurt de meest intieme informatie over het mijne te ontfutselen om vervolgens één dag voor de eerste ontmoeting het contact op te blazen?
Ben ik ingetrapt op een stel schooljongens die aan ghostdating doen?
Of heb ik te maken met een hufter? En wat voor categorie hufter dan? Maar hoe is het mogelijk dat ik daar geen spoor, geen greintje van heb waargenomen en waar om alles in de wereld bleef mijn intuïtie tijdens dit van gevoel en gevoeligheden doorspekte en oh zo openhartig contact?
Verslagen van onzekerheid fiets ik naar een vriendin die aan noodopvang doet.
We beklagen tweestemmig mijn misplaatst en slecht gedoseerd enthousiasme dat me er niet voor de eerste keer verschrikkelijk in laat stinken.
Gelouterd (“Je hebt jezelf tenminste echt opengesteld, dat is toch prachtig?”) keer ik uren later naar huis.
De sleutel steekt in mijn voordeur als ik mijn mobiel wederom hoor fluiten.
Hum?
Hij had overgereageerd.
Of er nog iets te redden viel?
Wat nou.
Nou wat?
De rollercoaster op, de rollercoaster weer neer - het lijkt wel een relatie.
Maar met wie in vredesnaam?
Ik stel voor om te bellen.
Hij stelt voor om niet te bellen, maar de afspraak toch maar door te laten gaan.
Wie na zijn veertigste opnieuw aan de liefde wil beginnen is een held.
En daar hoort heldenmoed bij.
Niet meer onnodig sms’en dan, hè?
Nee nee, alleen praktische zaken.
Tot morgen.
Tot morgen.
De trompetspelende verkeerskundige ondertussen laat weten er zeker van te zijn dat hij in mij een zielsverwant gevonden heeft. Niet dat ik zijn gedichten had beantwoord (of ze zelfs maar had gelezen), maar nadat hij mijn profiel nog een paar keer had bestudeerd drong dat gevoel zich toch op.
En of ik trouwens niet een andere foto kon plaatsen? Op die ene keek ik zo triest en dat paste zo helemaal niet bij mijn vrolijk naturel?
Vervloekt medium; berenval van de misverstanden, zoete verleiding van de ongeremde projecties.
Ik stel mijn profiel in op ‘onzichtbaar’.
Morgen dus echt.
Ik voel migraine opkomen.
(wordt vervolgd)

zondag 23 februari 2014

Avonturen van Froschdame (3)

Hij vindt mijn profiel fantastisch.
Hij heeft het in één adem uitgelezen en voelde een groeiend ‘ja’ bij ieder woord.
Hij maakt desondanks een scherpe, spottende opmerking die mij doet schaterlachen.
Hij inspireert mij om op mijn beurt uitgebreid terug te schrijven.
Waarop hij weer uitgebreid terug schrijft.
En ik weer.
En hij weer.
Wie nu nog reageert is te laat, ik ben totaal geïnvolveerd, geboeid en gecharmeerd.
Binnen drie dagen weten we alles van elkaar.
Hij vertelt van het verloop van zijn huwelijk dat meer dan twintig jaar had geduurd.
Een man die zich binden kan!
Van het verloop van zijn carrière.
Een Fysicus en voormalig Sterrenkundige - hoe ontzagwekkend kan je het krijgen?
Van zijn intensief co-ouderschap van twee kinderen.
Een betrokken vader, die over de sociale capaciteiten beschikt om de relatie met zijn Ex goed te houden!
Van het fiasco van zijn laatste, kortstondige relatie. Inclusief de schade die hij erbij heeft opgelopen.
Een man die reflecteert! Die zijn verwondingen durft te tonen, wat een moed!.
Alles bij elkaar een warme en intelligente man. Een zorgzame, maar ook gepassioneerde man. Zo één, die zijn leven lang en tot over de rand van de uitputting heen zijn best voor anderen heeft gedaan en die nu toe is aan de diepgang waarnaar hij vanuit zijn gewonde ziel al zo lang zo ontzettend verlangt.
Op de foto's ziet hij er intrigerend uit. Avontuurlijk. Mannelijk. Sportief ook.
Of hij nu eindelijk een foto van mij mag zien?
Ik upload er gelijk vijf.
Want Hij, Hij! Mag nu wat mij betreft alles van me weten.
En hij komt het te weten.
Mijn relatiegeschiedenis.
Mijn carrièreverloop.
Mijn gezondheidsproblemen.
Mijn pijn over wat is geweest.
Mijn verlangens, mijn wensen, mijn hoop voor de toekomst.
Onze toon wordt vertrouwelijker, ik voel er van alles bij.
Het wonder dat zich kan voltrekken als twee mensen zich voor elkaar openen geschiedt alhier, voor het beeldscherm van mijn tien jaar oude Acer laptop.
Het gekke is alleen: Ik ben hier alléén.
Alleen?
’s Avonds ga ik dansen in Amsterdam en in mijn gedachten ben ik met hem, tegen hem aan kletsend, alvast voor-formulerend wat ik hem bij terugkomst allemaal digitaal ga vertellen.
 Alles namelijk wat ik onderweg meemaak. En hij, HIJ(!) zal al die informatie gulzig tot zich nemen, HIJ zal tot in detail willen weten wat ik hier zie, doe, denk en voel. En dat weten we, als één mens zich interesseert, dat is genoeg! Dat is genoeg om je eigen bestaan als zinvol te ervaren, genoeg om alle eenzaamheid ogenblikkelijk uit te roeien, de levensvreugde zege te laten vieren over de droefheid. Eén mens maar en er is een thuishaven in deze maffe wereld waarin je het ook maar uit moet zoeken, waar je zomaar in bent geslingerd zonder dat je erom hebt gevraagd en waar je jezelf zo vaak zo verloren voelt.
Eén mens, en alhoewel je natuurlijk al lang weet dat een partner, een geliefde of wat er nog meer voor namen zijn voor dat wat je zoekt, dat zo iemand er niet voor is om jouw hunkering naar eeuwig durend contact, naar nooit meer ophoudende koestering en intimiteit te bevredigen, ondanks dat je dat echt weet is de euforie niet meer tegen te houden.
Ik dans als een Derwisj want heb energie voor tien, ben open en vriendelijk naar iedereen. HEM ben ik nu alvast trouw - mijn danspartners die avond beperken zich tot een gehandicapte man en een man van boven de zeventig.
Als ik de danstent uitkom word ik ingehaald door de bus die ik moet hebben naar Centraal Station.
Ik begin te rennen, verlies een schoen en – bevallige en bevlogen Assepoester die ik ben – raap ik hem op, trek ook het ander hakje spontaan uit en v l i e g op blote voeten door de nacht naar de honderdvijftig meter verderop op mij nu wachtende bus, lachend en moeiteloos, ik kan me niet herinneren ooit in mijn leven zo snel en tegelijkertijd zo moeiteloos te zijn gerend, maar ja wat wil je, ik heb vleugels en de inzittenden applaudisseren dan ook voor deze werkelijk opzienbarende performance, het is overduidelijk: Ik ben verliefd - digitaal verliefd.
Arme Frosch.
Arme, dwaze Frosch.
En verder?
HIJ wil nu eindelijk weten hoe ik heet.
Ik voel me een beetje uit de veilige schaduw het zonlicht in getrokken.
Het schrijft prettig onder mijn Froschidentiteit.
Het leeft prettig onder mijn Froschidentiteit.
Maar heeft mijn toekomstige niet het recht mijn naam te kennen?
Dat heeft hij, vooruit dus maar.
Hij wil bovendien graag mijn  telefoonnummer en afspreken wil hij eigenlijk ook.
Aha, we komen ter zake.
Over twee dagen schikt het ons allebei, het wordt Rotterdam, 19:00 uur Centraal Station en dan 'ergens wat eten'.
Weemoedig neem ik afscheid van deze eerste fase van onze kennismaking, want ik weet natuurlijk niet wat ervoor in de plaats gaat komen.
Allereerst in ieder geval gespannen zenuwen.
En dan een enorme vreugde en nieuwsgierigheid naar hoe het zal zijn om eindelijk tegenover elkaar te staan.
Twee nachtjes slapen nog.
(wordt vervolgd)



maandag 17 februari 2014

Avonturen van Froschdame (2)


Diezelfde avond nog stromen de reacties binnen
Ik had bedacht dat het zeker een jaar zou duren voordat ik weer ‘aan de man’ zou raken en schrik van de zeer concrete reacties die om even concrete antwoorden vragen - niet over een jaar, maar nu.
Om te beginnen is daar ‘Marsram’.
Mijn profiel was ‘veelbelovend’ maar waar is de foto??
Als ik op mijn beurt naar zijn profiel ga om te kijken met wie ik te maken heb waait de harde wind van een onstuitbare veroveraar me tegemoet.
Hij ís alles, kent alles, weet alles, zwakheden van welk soort dan ook zijn hem vreemd en getreuzel zoals aftasterig mailen voor een eerste date heeft zijn volste verachting.
Lang geleden heeft hij zichzelf al gevonden, nu nog de dame die bij deze kanjer past.
Wat er ‘veelbelovend’ aan mijn profiel is voor deze superman kan ik met alle fantasie niet bedenken.
Om hem vriendelijk op het kennelijke misverstand te wijzen schrijf ik terug dat ik onder de indruk ben van zijn zelfbewustzijn en dat hij – mocht het echt zijn – graag een sneetje ervan naar me op mag sturen, maar dat een gelijkwaardige relatie tussen ons waarschijnlijk niet tot de mogelijkheden behoort.
Wie zo over zichzelf denkt kan beter zelfhulpcursussen geven in plaats van op datingsites rondhangen, lijkt me.
Maar het beschreven vermogen tot zelfspot van Marsram heeft blijkbaar andere triggers nodig om tot bloei te komen.
Want als antwoord krijg ik er digitaal zo verschrikkelijk van langs dat ik me met trillende handen naar mijn profiel haast om er een voorkeur voor niet-dominante mannen aan toe te voegen.
We date and we learn, is het niet?
Nummer twee is een vriendelijke, kalende Utrechtenaar die mijn schrijfstijl prijst en veel woorden investeert om alvast onze dertien jaar leeftijdsverschil goed te praten; hij heeft dan naar eigen zeggen grijs haar dat hij om authenticiteitsredenen niet verft, maar verder kan hij mak-ke-lijk met een jongere vrouw mee – ‘op ieder gebied’.
Goed.
Nummer drie vindt mijn tekst te lang en daagt mij in ontzettend vlot en sexy Engels uit om meer te ‘performen’ zodat hij meer onder de indruk van mij kan zijn.
De censuur van de redactie beperkt zich kennelijk tot het weigeren van dierenfoto’s - schrijven mag men wat men wil.
Ik ga nu voorzichtig de profielen van de mannen bekijken die volgens de site uitstekend bij me passen - een stuk of honderd.
Het is natuurlijk overweldigend.
Mannen in pak, mannen op sportfietsen, mannen in de bergen, mannen op boten.
Mannen nonchalant tegen een muur geleund, zittend op een steen, mannen naast weggeknipte vrouwen of kinderen, mannen in contact met een of ander dier.
Geen Frosch.
Bierdrinkende, pannenkoek etende, sigaar rokende, PowerPoint presentatie houdende en heel veel hardlopende mannen.
Grijnzende, peinzende, lachende, uitdagend blikkende of juist mysterieus wegkijkende mannen.
Zij allen zoeken een lieve vrouw.
De meesten zoeken daarbij ook een zelfstandige vrouw.
Velen zoeken een verzorgde vrouw.
Alléén dat laatste wordt ook geconcretiseerd:
De één ziet graag hakken en jurkjes, de ander heeft voorkeur voor laarzen, spijkerbroek en gelakte nagels, íemand wil graag een vrouw die na een gezamenlijke strandwandeling direct aandacht aan haar door de wind in wanorde gebracht kapsel besteedt.
Eén iemand komt er overigens openlijk voor uit graag naar Jan Smit te luisteren.
En iemand anders geeft aan, niet in een zelfgemaakte ballon rond de wereld te willen vliegen, wat mij meer nog dan naar hem, vooral nieuwsgierig naar zijn Ex maakt.
Iedereen wil uit eten, iedereen wil genieten. Iedereen houdt van Tarantino.
Iedereen is ondernemend en energiek, niemand hangt op de bank.
Niemand is moe, niemand heeft deuken opgelopen door eerdere relaties, terwijl de meesten gescheiden zijn en kinderen hebben.
Eén iemand geeft toe bindingsangst te hebben, wat ik zo sympathiek vind dat ik - als het niet zo zinloos was - hem gelijk een bericht zou willen sturen.
Ik ga naar bed.
Als ik de volgende avond naar mijn mailbox ga, ligt zijn bericht er.
En hier begint eigenlijk pas het eerste avontuur van Froschdame.
(wordt vervolgd)

donderdag 23 januari 2014

Avonturen van Froschdame (1)





Ze bellen tenslotte niet aan, hé?zijn de laatste woorden die mijn therapeute me tijdens ons afscheidsgesprek meegeeft.
Een jaar openhartige ‘samenwerking’ zit erop, destijds ingezet om het even plotse als raadselachtige opduiken van een chronische ziekte een plek te geven maar in de praktijk was het neergekomen op het spotten en prikken, roeren en spitten in de onverkwikkelijke momenten van mijn jeugd, het herschikken van mijn zelfbeeld en – omdat we nou eenmaal zo lekker bezig waren – ook nog het verwerken van het einde van mijn laatste relatie.
‘…zeg ik altijd’, voegt zij er nog aan toe.
En alhoewel ik deze zinswending normaliter geen reclameslogan vindt voor een levenswijsheid –  ze ruikt toch een beetje naar inzichten die decennialang, misschien wel generatieslang niet meer op hun waarheidsgehalte zijn onderzocht - moet ik constateren dat het verbaal schouderklopje van mijn therapeute in dit geval nog iets anders is dan alleen dat - het is een volkomen correcte beschrijving van mijn situatie: Ze bellen niet aan.
Wie er niet aanbelt dat zijn de potentiële levenspartners, de aspirant lovers, de tedere minnaars en de animerende gespreksmaatjes, de mannelijke ziels,- of toch op zijn minst geestverwanten en dit alles bij voorkeur verenigd in één persoon.
Ze hebben misschien de beste redenen om niet aan te bellen.
Ze bellen bijvoorbeeld misschien niet aan omdat er van hun soort niet al teveel rondlopen.
Nànà, met die houding wordt het natuurlijk niks, hé?
Nou goed, of  in ieder geval niet vrij rondlopen.
Die paar exemplaren die zich door hun betere helft de speeltuin in hebben laten jagen (alwaar ik mijn dagen als single mom slijt) zijn vanzelfsprekend niet beschikbaar want geheel gedienstig aan het in stand houden van hun familiegeluk.
Überhaupt heerst familiegeluk alom of schijnt toch tenminste te heersen, want ik ben te vroeg met mijn scheiding om zomaar de aparte onderdelen van andere gesneuvelde families tegen het lijf te lopen; men houdt het meestal toch vol tot op zijn minst de komst van het tweede kind.
Kloppe op zijn schouders en telle zijn zegeningen wie zich hier niet in herkent.
Maar wat betreft de exemplaren die er wel zijn en ook vrij zijn, zo is het zeer waarschijnlijk dat ze niet aanbellen omdat ze hun ogen in plaats van op hun directe omgeving elders op hebben gericht, namelijk op een of ander scherm.
En precies dáár zal ik hen, geheel trouw aan de tijdsgeest, opwachten: Op het scherm.
Vandaar het schouderklopje.
Een datingsite kiezen is niet moeilijk.
Ik aarzel nog even tussen een digitale ontmoetingsplaats voor veganisten (waar ik enerzijds alternatief ingestelde mensen verwacht te vinden, maar anderzijds de confrontatie met rawfood-extremisten schuw) of een 'andere', waarvan ik om piëteitsredenen de naam maar niet zal noemen.
Mijn voedingspatroon onder de loep nemende is ook deze keus redelijk snel gemaakt.
Een veganist bij een eerste ontmoeting in te lichten over mijn drie à vier keer wekelijkse vleesconsumptie lijkt mij een ongemakkelijk begin. Eerlijk kan ook kort duren.
Het wordt dus de 'Andere'.
Ik maak mijn entree met een ultralange tekst waarbij ik bedenk dat wie zich daar doorheen worstelt in ieder geval over twee gewenste eigenschappen beschikt: Geduld en nieuwsgierigheid.
In plaats van een foto zet ik een tekening van een kikkerkoning in mijn profiel, wat ik ontzettend geestig vindt en waar ik in vrolijk enthousiasme ook mijn nickname van afleid: Froschdame.
Een in ieder geval tot mijn verbeelding sprekende naam die ik nog vaak aan al die geduldige en nieuwsgierige (en soms ook gewoon zich stierlijk vervelende, maar daarover later) prinsen uit zal leggen die zich al gauw en tot mijn stiekeme schrik door de doornen van mijn woordenheg kampen.
Een onbedoeld mysterieuze naam ook door het feit dat mijn kikkertekening door de streng meekijkende redactieleden direct wordt afgekeurd. Een leger aan grapjassen dat mij voorging heeft ongetwijfeld hun gevoel voor humor aan banden gelegd. Ik had het kunnen bedenken maar om duistere redenen was het daar niet van gekomen.
Als gevolg van mijn onbezonnenheid gaapt op de plaats van de bedoelde visuele vrolijkheid nu een gat naast de lange lap tekst, dat in combinatie met zijn naam associaties in het beste geval met een dame en in het slechtste geval met een Frosch provoceert.
Wijzigen? Dat moet dan nu, ik sta al online.
Voor een foto ben ik te schuchter.
Ik ga ervoor.
(wordt vervolgd)


vrijdag 9 augustus 2013

Rechtspraak



Zo'n week, weet je.
Waarin ik reeds mijn nek had geriskeerd bij een nachtelijke klimpartij over de daken – in nachthemd en bij onweer – om de oorzaak van het onophoudelijk naar beneden stromende water aan de binnenkant van mijn slaapkamermuren te traceren..
Wellicht een impulsieve en om die reden twijfelachtige actie die wel de ontdekking van een prachtige tropentuin opleverde. Een tuin die mijn creatieve buren namelijk op hun dakterras, excuus, in mijn dakgoot hadden gebouwd. Waardoor deze geen water meer af kon voeren, maar petje af wat een mooie palmen! En je moet tenslotte wat in de stad. Het spreekt voor zich dat mijn buren voor commentaar over hun kunstwerk niet bereikbaar waren de komende dag.
Zo een week ook, waarin ik anderdaags een stel bevriende ouders in pioniersdrift naar een speeltuin had ontboden alwaar hun peuters deel zouden nemen aan het zandbakdansen.
Waarbij de terecht opkomende vraag wat dat dan is, dat zandbakdansen, helaas tot op de dag van vandaag niet op bevredigende wijze kan worden beantwoord omdat de juf, een en al levend in het NU, na de in de zandbak krioelende aspirant-dansers zo’n driekwartier gade geslagen te hebben, er de voorkeur aan gaf om hun natuurlijke bewegingen niet te verstoren en - zo later bleek definitief - afscheid te nemen.
Mijn medeouders in verwarring en mij in diepe verlegenheid achterlatend; op een dergelijk puristische benadering van het vak had niemand van ons gerekend.
Maar niet getreurd, want de uit de route liggende speeltuin zat in de buurt van een grote biologische supermarkt waar we anders nooit komen! En omdat je er altijd het beste van moet maken kochten mijn nu toch niet tot zandbakdanser gekroonde dochter en ik een paar biologische knakworstjes die we thuis met veel smaak en diep gedompeld in biologische tomatenketchup opaten.
En die zij ’s nachts over haar nieuwe “Rupsjenooitgenoeg “- beddengoed compleet en inclusief tomatenketchup weer uitbraakte.
Kortom, een week waarvan je zou kunnen zeggen dat het genoeg der experimenten is geweest.
Ik bedacht dan ook om met een paar vriendinnen en hun kroost, lieve vrouwen in wiens gezelschap een dag echt niet kan mislukken, op het strand af te spreken. De nare en vage dingen in het leven te vergeten, niks experiment, maar chillen en relaxen zoals ons door God is ingegeven.
Dat gaat goed tot aan de patat.
En daar zit hij.
Als vrouw voel je hem nog voordat je hem ziet.
Tussen de veertig en de vijftig jaar, kortgeschoren haar, grote zonnebril met spiegelglas, legershorts, wijdbeens achteruitgezakt, direct en langdurig starend, hand in knusse buurt van zijn kruis.
Naast mij een hoogzwangere vriendin, mijn naakte peuterdochter op mijn schoot, zijn we sexy?
Dat hangt af van het perspectief, van de seksuele voorkeur ook.
We praten over voedingskussens en slaapliedjes, getimmerde traphekjes en nog niet genaaide gordijnen.
De hand ligt niet langer in knusse buurt maar op zijn kruis.
Het geboortekaartje is nog niet af, maar de patat lekker. Het is ze geraden voor de vier euro vijftig die ze ervoor durven te vragen, zijn hand kneedt nu duidelijk de inmiddels aangezwollen bobbel oh ellende, het is er zo één sis ik naar mijn vriendin, hand weg.
We kletsen door en niet lang daarna doet hij ’t weer, nu heeft zij het ook gezien.
Wat nu, moeten we er wat van zeggen?
Het impuls wint het van het ongemak.
‘Wilt u daar alstublieft mee ophouden meneer, wij vinden het niet prettig!’ overbrugt mijn stem plots de kleine vijf meter tussen ons en hem.
Gluurders en exhibitionisten kun je het beste luid en duidelijk en met getuigen om je heen aanspreken.
Welnu, aan dat laatste geen gebrek in deze drukke strandtent.
‘Waar heeft u het over?'
‘U zit naar ons te staren en daarbij zit u aan uw piemel, wilt u daar alstublieft mee ophouden??”
‘Ik doe waaat? Bent u gek geworden, hoe komt u erbij’ enz.
Harde ontkenning in alle geuren en kleuren, iedere lettergreep van zijn defensieve en agressieve repliek een bevestiging van wat wij al weten.
Op weg naar de bar gaat hij over tot de aanval:
'Wat ik doe gaat u niets aan het heeft niets met u te maken, ik keek niet naar u wat haalt u in uw hoofd bemoei je met je eigen zaken!'
Woorden die wij later nog lang zullen overpeinzen.
Geblaft in de toonval en op het volume van een gewonde pitbull.
Meneer gaat zitten, benen netjes over elkaar heengeslagen, zijn hoofd woest naar rechts gedraaid, nu toch eindelijk kijkend naar de zee. 
Dan komt zijn vrouw.
Zijn vrouw?
Ahem.
Inderdaad. Strohoed met kort of opgestoken blond haar eronder, rood jurkje, kwieke bewegingen.
Gauw bijgepraat neemt zij zonder aarzeling het stokje over:
 ‘Een schande! Bent u niet wijs? U zou uw excuses aan moeten bieden, en luid! Zodat het hele terras het kan horen! Hier voor iedereen mijn man valselijk te betichten, wat is uw probleem?'
Ik ben onder de indruk, die relatie zit snor. Of de vrouw is er een van het soort waar doorgaans politici mee trouwen. De DSK's onder de politici dan.
OF.....ik heb het mis.
Dat zal toch niet?
Vreselijke twijfel slaat toe.
Niet goed gezien?
Wel goed gezien.
Niet goed geïnterpreteerd?
Oh mijn God, dat kan, ja dat kan, en dan WAT?
WAT NU?
Zonder dat we nog gelegenheid hebben om te wikken en wegen over wie hier nu in zijn recht staat zijn de rollen ineens omgedraaid, de aangeklaagde is aanklager geworden en ik, voorheen vermeend slachtoffer, ben de dader, het terras met alle getuigen is de rechtbank.
Ik spring op en beweeg me naar hen toe, wil het uitpraten, goedpraten en - ik geef het toe - tussen de woorden door tijd winnen om een duidelijker beeld te krijgen van het assertieve koppel dat nu gezamenlijk op mij inhakt. Want zij weten wat ik er voor eentje ben, zo één die haar oordeel klaar heeft liggen, zo één die gepreoccupeerd en met verwrongen waarneming haar eigen problemen en frustraties op onschuldige strandtentbezoekers projecteert.
Mijn poging tot onderhandelen krijgt geen kans en nu ben ik het die weer gaat zitten, zoekend naar een houding, een blikrichting, een heldere gedachte, een ingeving hoe in godsnaam de situatie te handelen.
'Het leek er gewoon heel erg op' probeert mijn zwangere vriendin me nog bij te staan, maar ook zij wordt weggewuifd en uitgescholden.
In het half uur dat volgt komen verschillende vrienden van de legershortsman buurten, waaronder de vrouwelijke bediening die amicaal op zijn schoot klimt, de echtgenote vindt het blijkbaar best. Men kent hem hier, het is zijn terrein. Het is ons duidelijk, de vijandige sfeer is niet meer om te buigen, en wij zijn het die zullen moeten vertrekken.
'Kijkt die man nou nog steeds naar ons, Mama?' informeert mijn peuter opgewekt terwijl ik met trillende handen emmers en schepjes verzamel en met slecht geveinsde rust nog een ijsje aan de bar bestel om de aftocht in ieder geval voor de kinderen normaal te laten lijken.
Ook een laatste poging om definitief mijn excuses aan te bieden loopt slecht af, de legershortsman weigert blikcontact en wuift me voor de laatste keer weg, nou dan, we verlaten bedruppelt het gezonken schip, in wroeging, ik.
Had ik meer kunnen doen om het weer recht te trekken?
WAS er iets om recht te trekken?
Hun optreden was dusdanig overtuigend, want luid, geweest dat bij ons stilzwijgend het idee was gaan groeien dat ik het inderdaad mis had gehad.
Pas later op de avond komt het eerste, intuïtieve gevoel over die man weer bovendrijven, en rijzen er opnieuw twijfels. 
Hoe zat het nou?
Was hij - voor een onschuldige - niet erg snel geweest met zijn directe en agressieve defensie?
 Want zou iemand die totaal niet bezig was met het veronderstelde niet eerst verward om zich heen hebben gekeken alvorens verbluft vast te stellen dat hij zelf bedoeld was?
Had de legershortsman dus niet een adrenalineshot gehad door de onverwachtse ontmaskering?
Of waren we getuige geweest van de oprechte verontwaardiging van een - in ieder geval op dat gebied - integere man?
En wat eigenlijk had hij bedoeld met: '..Het gaat u niets aan wat ik doe het heeft niets met u te maken'?
Had hij met die woorden niet toegegeven dat hij wel iets had gedaan, al was het niet voor ons bedoeld?
Maar voor wie dan wel?
Nooit zal hier antwoord op komen.
Oervervelend, want de eventuele schuld ligt zwaarder in mijn maag dan tien biologische troostknakworstjes bij elkaar.
Zelfs de zekerheid van een vergissing had mijn voorkeur gehad, had ik toch tenminste diep door het stof kunnen gaan om me op die manier van de schuld te ontdoen.
Maar niet weten hoe het zit - oervervelend.
En aan de andere kant - vooruit kijkend doet het er ook weer niet toe.
Daar rijst eerder de vraag: Hoe moet het een volgende keer?
Vertrouwen op je waarneming en de mond opentrekken, ook al kan je ernaast zitten en mensen er ongewild mee kwetsen?
Of terughouding oefenen maar daarmee eventueel ook stilzwijgend gedrag tolereren
waarvan je vurig hoopt dat iemand anders WEL het lef opbrengt om er iets van te zeggen?
Blij dat het weekend is.
Ik zal aan mijn buren vragen of ik in hun tropische tuin even uit mag rusten.




















maandag 24 juni 2013

Stoner



Iedereen leest Stoner van John Williams, ik ook.
Ik heb spijt van mijn fastfoodachtige consumptie, want nu is het op en ik vrees dat ik de inhoud te onzorgvuldig geproefd, te vluchtig verslonden heb.
In mijn maag rommelt de te korte kennismaking met liefde die het hoofdpersonage heeft mogen ervaren. Onverteerd ligt zijn geestelijk verminkte dochter in mijn darmen de boel te dwarsbomen.
Mijn woede op de echtgenote van Stoner is nog lang niet bekoeld en mijn hoofd ratelt verontwaardigde monologen die ik op dat kreng los had gelaten, als ik hem was geweest.
Maar ja, het boek is uit.
Je kent het misschien, de wanhoop die je overvalt als je in volle vaart de laatste pagina hebt uitgelezen van een te goed boek.
Je bent nog niet klaar voor het afscheid, de leegte dreigt zich zuigend in je uit te breiden en om maar niet te hoeven ophouden met lezen lees je eerst het nawoord, dan nog een keer het voorwoord, vervolgens alle informatie over de schrijver en dan - wat er nog zo staat.
Wat er in dit geval nog zo stond waren een aantal commentaren van meer of minder bekende journalisten, schrijvers, boekverkopers en mij onbekende mensen die er ook iets over kwijt wilden en mochten.
Ze roemen de taal van de schrijver, loven diepgang en wijsheid van het werk, verzekeren nooit een dergelijk boek in handen te hebben gehad, beloven dat het je leven zal veranderen.
Noemen het een klassieker, meesterwerk, of “een meesterwerk dat eindelijk eens de titel ‘meesterwerk’ verdient”.
En dan staat er ineens: “Ik las vandaag Stoner. Ik vond het erg mooi. Nu ga ik een biefstuk eten”.
Dat commentaar is van Arjen Lubach.
Ik was er misschien niet over gevallen  - want zijn naam zegt me maar vaagjes iets - als ik niet onlangs getuige was geweest van een uitbarsting - of zeg maar gerust, een tirade - van een bekende van mij over diezelfde man.
 De tirade (“Hij steekt overal zijn neus in, en dat met onbenulligheden! En daar komt hij nog mee weg ook!!”) maakte op mij destijds de indruk als ingegeven door persoonlijke frustratie, maar zet me nu aan het denken.
...Ik vond het erg mooi. Nu ga ik een biefstuk eten.
Als hij nou had geschreven: “Ik ben al twintig jaar vegetariër; maar na deze lectuur ben ik toe aan een biefstuk”, á la.
Maar de commentator gaat – gespeend van enige innerlijke opschudding – over tot de orde van de dag. In zijn geval het eten van een biefstuk, een echte man.
Inderdaad een irritant arrogante en tegelijk inhoudsloze opmerking.
Maar nu.
Waarom staat die zin er tussen?
Als Arnon Grunberg zich die zin had laten ontvallen dan had men daar discreet over gezwegen, daar ben ik zeker van.
Niemand wil een boek lezen waarna een gevierde intellectueel niets beters te melden heeft dan wat er bij hem die dag op het menu staat.
Maar uit de mond van Arjen Lubach verhoogt zo'n zin blijkbaar de kans op goede verkoopcijfers.
Raadselachtig.
Zie ik iets over het hoofd?
Moet ik iets weten dat ik niet weet over die man die dit opschreef, om in zijn commentaar bijvoorbeeld een staaltje geniale eenvoud te kunnen erkennen?
En dat is nou net de verkeerde vraag.
Want voor je het weet heb je kostbare gedachtenkracht verspild aan het zoeken naar een betekenis die er echt niet is.
Heb je reeds nagedacht of het uit had gemaakt als er had gestaan "...en nu ga ik een ijsje eten" of  "...nu ga ik een kaascracker eten". 
En heb je het zoeken tenslotte opgegeven.
Ben je inmiddels wel de eerste, diepe indruk kwijt die het boek bij je had achtergelaten, hebben zich de krioelende  subgedachtes die zich diep in je omgespitte geest veelbelovend roerden, vervluchtigd. 
Ben je de onder het oppervlak drijvende inzichten kwijt waar je nog wel een hele dag over had kunnen mijmeren als je de verleiding van de afleiding had kunnen weerstaan.
Maar worden voortaan de namen "Stoner" en "Arjen Lubach" op je harde schijf - onterecht! - aan elkaar gekoppeld.
En denk je jaren later als het boek in de kroeg ter sprake komt (alsof ik ooit naar de kroeg ga, maar dat terzijde): "Stoner? Was dat niet het boek van Arjen Lubach over een man die graag biefstukken at? Het was echt keigoed meen ik me te herinneren."
En help je een mogelijk leeghoofd - ik zeg het een beetje onder voorbehoud want nogmaals, ik ken hem eigenlijk niet - aan naamspreiding en onterechte roem.
Zo worden leeghoofden groot, Dames en Heren!
En blijven wij triviale consumenten.
Ik doe er aan mee, door dit stukje te schrijven.
U doet er aan mee, door het te lezen.
Houdt er daarom nu mee op!

Lees liever “Stoner”, dat is namelijk echt een goed boek. 
En herhaal niet mijn fout maar doe na de laatste woorden gewoon je ogen dicht. 
En draag de verwoesting die de schrijver, John Williams, bij je achterlaat als een man.
Dat is ook beter voor de spijsvertering.